Tag Archives: eerste baan

Hoe krijg je de vakantie die je toekomt?

Je hebt zojuist gehoord dat je de baan kunt krijgen die je wilde hebben. Nu alleen nog het arbeidsvoorwaardengesprek. Veel vrouwen slepen er minder uit dan hun mannelijke collega’s met dezelfde ervaring en opleiding. En wat te zeggen van het vakantierooster? Wie krijgt altijd net de weken die jij ook had willen hebben? Kortom, de kunst van het onderhandelen heb je hard nodig in je werk.

Zacht op de relatie, hard op de inhoud. Vrijwel iedereen kent dit principe van goed onderhandelen in al die gevallen, waarin je met degene met wie je onderhandelt een goede relatie wilt behouden, maar toch het beste eruit wilt halen. Het beste betekent hier: beide partijen moeten na afloop het gevoel hebben dat ze er goed uitgekomen zijn. Dus je hebt niet de intentie om de ander erin te luizen te eigen bate (dat kun je alleen doen als je slechts eenmaal met iemand onderhandelt bijvoorbeeld over de prijs voor een tweedehands auto).

Stel je moet met een collega zes schoolvakantieweken verdelen, want altijd moet één van jullie aanwezig zijn. Je wilt allebei liefst 4 weken aaneengesloten weg. Drie weken ieder is erg eerlijk, maar geen van beiden heeft wat ze wil. Iedere dag die de één extra krijgt, gaat ten koste van de ander. Zo denken en dan loven en bieden heet distributief onderhandelen. Er is één hoeveelheid die verdeeld moet worden. Het is effectiever om te zoeken naar een andere manier van onderhandelen:

Vergroot de hoeveelheid die verdeeld moet worden door onderwerpen toe te voegen. Dat wordt integratief onderhandelen genoemd. Om te bedenken wat zinvol is om toe te voegen, moet je je verdiepen in de belangen die beide partijen hebben. Deze belangen liggen onder de eisen die ze stellen of standpunten die zij innemen. Zo kan het zijn, dat één van de partijen weliswaar in de zomer  graag vier weken weg wil, maar nog meer belang heeft om met Kerst thuis te zijn. Als dit voor jou nu net niet zo belangrijk is, heb je de te verdelen hoeveelheid vergroot met iets dat jou weinig kost en de ander veel oplevert: ik ga vier weken in de zomer en jij maar twee, maar daartegenover zal ik de hele kerstvakantie aanwezig zijn. We hebben een win-win situatie gecreëerd zeggen we dan.

Een goede voorbereiding is het halve werk. Als je tevoren goed in kaart brengt wat jouw eigen belangen zijn en wat vermoedelijk de belangen van de ander zijn, dan kun je meer voorstellen inbrengen die integratief werken. Je kunt dan ook onderzoeken of er eigenlijk wel ruimte is voor onderhandelen. Als – in ons voorbeeld – beiden beslist minimaal 3,5 week weg willen, kunnen ze allebei wel bereid zijn iets in de leveren, maar dan is er feitelijk geen ruimte voor onderhandelen.

Integratief onderhandelen is goed toepasbaar in zakelijke relaties. In privé situaties is meer nodig. Lees daarover mijn blog van vorige zomer: Hoe besluit je waarheen je met vakantie gaat? 

Een goed handboek over onderhandelen is: J. Linnemann en A. Broere: Scherp onderhandelen zonder bot te zijn. ISBN 978-90-8965-066-5


Een goed gesprek – vervolg

In de vorige blog heb ik de eerste stappen voor het voeren van een goed gesprek genoemd. Maar soms loopt een gesprek zo slecht dat alleen een agendavoorstel niet genoeg is om het vlot te trekken. De ander blijft maar zijn eigen standpunten herhalen, je wordt onvoldoende gehoord. Of het gesprek blijft veel te oppervlakkig naar je zin. Laten we aannemen dat de jonge man zijn baas heeft verteld waar hij in zijn werk zo’n moeite mee heeft, maar de baas wuift het weg. “Och nee, dat gebeurt overal, dat is toch niet zo’n probleem, zo doen we het al jaren”: dat soort argumenten. Wat kan de jonge man dan doen, als hij niet wil opgeven? Hij moet tijdelijk uit de inhoud (het onderwerp zelf) en over het gesprek iets zeggen. Dat werkt krachtig.

Hij kan zijn gevoelens uiten of die van zijn baas verwoorden. Het gaat dan over de gevoelens die tijdens het gesprek spelen, niet over gevoelens die de jonge man had toen hij in zijn werk het probleem ervoer. Hij kan bijvoorbeeld zeggen: “Ik word helemaal moedeloos van dit gesprek.” Of hij kan onder woorden brengen wat hij denkt dat zijn baas voelt, op grond van de toon van diens opmerkingen. “Je klinkt behoorlijk kwaad, klopt dat?” Heel verstandig dat de jonge man er een vraag van maakt. Als je iemands gevoelens raak verwoordt, brengt dat het gesprek ineens een stuk verder, maar als je ernaast zit, brengt het je verder van huis. Door een vraag ervan te maken, klinkt het voorzichtig en dat verkleint het risico. Soms kun je een gedeeld gevoel benoemen: “We zijn allebei enorm kwaad”.

Veiliger en heel effectief is een opmerking over de interactie tijdens het gesprek. Je benoemt wat er gebeurt, je benoemt dus het vastlopen van het gesprek op een heel bepaalde manier. Je beschrijft wat er tijdens dit gesprek tussen jullie gebeurt, wat de een doet en wat de ander doet. In dit voorbeeld kan de jonge man zeggen: “Ik breng steeds naar voren wat ik als probleem zie en jij ontkent elk probleem vervolgens.” De kunst is om dit heel feitelijk te doen, niet je ergernis of interpretatie erbij te geven. Als je daarna een stilte laat vallen, dan wordt de ander uitgenodigd om ook even over het gesprek (dus niet in de inhoud) te reageren, wat hij ziet gebeuren. Je kunt je interactieopmerking nog versterken door er een (agenda)voorstel aan te koppelen. Of je kunt het in “wij”termen doen: “we praten om de beurt maar we komen geen stap verder”.

Als het vastgelopen gesprek weer vlot getrokken is, kun je verder over de inhoud. Want het gaat er tenslotte om dat je je onderwerp op tafel hebt en houdt. Vanzelfsprekend doet je gesprekspartner hetzelfde. Bij SIOO in de basisopleiding voor adviseurs noemden we dit wel “samen dansen op een dansvloer”. Het schema hieronder is de dansvloer en je beweegt je allebei van het ene hokje naar het ander.

160329 hele dansvloer


Een goed gesprek

Een jonge man vroeg mij hoe hij het beste met zijn baas zou kunnen spreken over verbeteringen in zijn werk. Hij had daar ideeën over en wilde zijn baas voor die ideeën winnen. Zijn vraag brengt me ertoe de basics van gesprekstechniek eens op te schrijven. Bij alle gesprekken is het belangrijkste, dat je op tafel krijgt wat je van plan was. Of het nu is dat je er achter wilt komen wat je gesprekspartner vindt, of je wilt dat hij jouw argumenten begrijpt, altijd komt het erop neer dat je het gesprek wilt sturen. De andere kant wil dat natuurlijk ook. Over dit soort gesprekken gaat deze blog, dus niet over eenrichtingsverkeer zoals bijvoorbeeld een instructie of bevel. 

Als de jonge man direct van wal steekt, dan vertelt hij alles wat hij van plan is. In termen van gesprekstechniek zeggen we dan: hij profileert zich. Deze term geldt voor alles wat je in een gesprek als nieuw onderwerp of nieuw argument naar voren brengt. Je geeft een mening, of feiten, of je stelt je voor of dergelijke. Je gesprekspartner kan nu twee dingen doen: aansluiten of zelf ook profileren. Als hij aansluit, vat hij samen, of vraagt hij door of zegt je te begrijpen (het beroemde LSD- luisteren, samenvatten, doorvragen). Als hij ook profileert, dan komt hij bijvoorbeeld met tegenargumenten waarom de plannen van de jonge man geen goed idee zijn.

Als de gesprekspartner ook profileert, ontstaat een gesprek waarin dan de een, dan de ander aan de beurt is. Het lijkt het meest op een ping-pong spel: de bal gaat van de ene naar de andere kant. En je hebt het aldoor over de inhoud, het onderwerp waar het om gaat. Niets mis mee, behalve dan dat er zo al gauw geen voortgang meer in zit. Hoe meer ieder zich profileert, des te meer is de ander geneigd hetzelfde te doen.

Een agendavoorstel kan het ping-pongen doorbreken of voorkómen. Je deelt het onderwerp in stukjes en stelt voor een voor een de stukjes te behandelen. In ons voorbeeld had de jonge man dat direct aan het begin kunnen doen: “Ik zie een aantal problemen in mijn werk en ik heb ideeën wat daaraan te doen zou zijn. Zullen we eerst kijken wat die problemen zijn en daarna spreken over mogelijke oplossingen?” Door het eerst eens te worden over de problemen, staat de gesprekspartner meer open voor mogelijke oplossingen.

De jonge man doet een belangrijke extra stap: hij spreekt in wij-termen. In plaats van een heen-en-weer gesprek legt hij het onderwerp als het ware tussen hen in op tafel. Zullen we…. Het is heel simpel en het heeft veel effect. In plaats van ballen over en weer te slaan, ga je nu samen kijken naar het onderwerp dat tussen je op tafel ligt – althans als de ander akkoord gaat. Goede gesprekstechniek werkt vaak, maar niet gegarandeerd.

Als het agendavoorstel is geaccepteerd, praat je in wij-termen verder over de inhoud. Welke problemen zien we in het werk? Wellicht ga je beiden afwisselend even profileren en aansluiten, maar daaropvolgend weer in wij-termen spreken. Samengevat komt het volgende schema in beeld.160228 tabel

 

In een volgende blog ga ik in op andere manieren om een gesprek te sturen als het vastloopt. 

 


Vijf stappen om (ander) werk te zoeken

Twee mensen in ogenschijnlijk heel verschillende situaties stelden mij dezelfde vraag. Eerst vroeg mijn zoon hoe hij in de veelheid van mogelijke banen kan uitzoeken welke hij zou willen hebben – gegeven het feit dat hij met zijn net afgeronde technische studie inderdaad kan kiezen. Daarna vroeg een kennis van me, die op straat staat na een lange carrière in de sociale sector, hoe ze kan uitzoeken welke andere soort baan ze zou kunnen doen – gegeven het feit dat ze op haar leeftijd ondanks haar kennis en ervaring juist niet veel keus heeft en misschien moet omschakelen. Hoe verschillend ook, de tip die ik hen gaf is dezelfde. Het zijn vijf stappen om de range van mogelijke en voor jou acceptabele banen in kaart te brengen.

  1. Kijk op internet/in de krant/via via etc naar allerlei banen/vacatures, ongeacht of jij er geschikt voor bent. En ongeacht of er nu een vacature is. Dus ook banen die al vergeven zijn komen bij dit onderzoekje van pas.
  2. Als je iets interessant vindt aan een baan, print of knip ‘m uit en streep aan wat je interesse wekt. Dat kan zijn iets in de inhoud van het werk, of de arbeidsomstandigheden van de baan (met mensen, goed salaris, auto van de zaak, het nieuwe werken enz.) en waar de baan is. Het is dus niet nodig dat je de hele baan goed vindt of dat je ervoor geschikt bent, alle banen waar maar iets in staat dat je bevalt, verzamel je.
  3. Als je zo een hele stapel banen hebt verzameld en je analyseert die, dan komt er een beeld uit naar voren op elk van de drie aspecten inhoud van het werk, omstandigheden en plaats.
  4. Bepaal dan een volgorde van belangrijkheid. Wat is voor jou het belangrijkst? De inhoud van de baan, of waar je woont of (een van) de arbeidsomstandigheden? Dit is een gewetensvraag, neem er de tijd voor. Wat je het belangrijkst vindt, daarin doe je voorlopig geen concessies.
  5. Dit betekent dat je op de beide andere aspecten wel bereid moet zijn concessies te doen, anders prijs je jezelf volkomen uit de markt. In deze stap probeer je globaal te beschrijven hoeveel je bereid bent af te wijken van de voorkeur op de beide andere aspecten van dit onderzoekje. Is bijvoorbeeld voor jou de inhoud van het werk het belangrijkst, wil en kun je dan verhuizen voor een geschikte baan of  anderhalf uur reizen? En hoe laag mag je salaris uitvallen?

Beoordeel nu of de banen die je zo hebt gevonden, ook banen zijn waarvoor jij gekwalificeerd bent. Stel nu, dat je bij dit onderzoek merkt dat je allerlei banen wel wilt hebben, waar je nu niet voor gekwalificeerd bent. Dan moet je ze ofwel uit je hoofd zetten ofwel je extra scholen. Het is natuurlijk maar de vraag of je voor scholing de tijd en het geld hebt. Misschien wil je toekomstige werkgever wel in je investeren. De ervaren, oudere persoon daag ik uit om nog een onderzoekje te doen: welke competenties heb je? Jij hebt meer in je mars dan je denkt. Dit is de vraag voor een volgende blog.

Als je dit allemaal hebt uitgezocht, kun je vacatures zoeken, of liever nog via via met hulp van linked-in op zoek naar een baan. Ik nodig je graag uit mij en mijn contacten daarvoor te gebruiken.


Geen baan: is zzp’er een goed alternatief?

Ben je pas afgestudeerd en kun je maar geen baan vinden? Of heb je je baan juist verloren? Vraag je je af of zzp’er  (zelfstandige zonder personeeel) iets voor jou is?

Een zzp’er biedt arbeid aan, aan bedrijven en/of aan particulieren. Het gaat dus altijd om het leveren van een dienst en niet om het maken van een product. Een belangrijk onderscheid is hoe je deze arbeid aanbiedt: uurtje-factuurtje of op basis van een offerte.

Wie uurtje-factuurtje werkt, biedt zich aan als tijdelijke uitbreiding van de capaciteit van een bedrijf of als toevoeging van een specialisme dat het bedrijf (of de particulier) niet altijd nodig heeft. Je omschrijft je dienst, je expertise en je bepaalt je uurtarief. Je verhuurt jezelf gedurende een bepaalde tijd. Beroepsvelden zijn onder meer: ICT, interim-management, de bouw (vaklieden), de zorg (artsen, verpleegkundigen), advocatuur, GGZ, financiële dienstverlening.

Wie op offertebasis werkt, geeft een gespecificeerde offerte op de vraag van een klant of biedt een complete, afgeronde dienst aan. We kennen dit van de bouw, waar de term “aangenomen werk” vandaan komt. Je beschrijft in de offerte precies wat de opdrachtgever als resultaat mag verwachten en wat het kost. Het risico of je het in die begrote uren ook kunt doen, is voor jou. Heb je te laag begroot, dan werk je aan het eind gratis. Een afgeronde dienst is bijvoorbeeld een workshop of adviesgesprek. Beroepsvelden waarin kan zijn onder meer: organisatie-advies, training, opleiding, makelaardij en architectuur (makelaardij en architectuur hanteren een percentage van de koopsom resp. bouwsom als vaste offerte). Het gaat hier altijd om expertise die de klant tijdelijk nodig heeft. Dat betekent dat je vrij veel tijd moet besteden aan acquisitie, waarvoor je niet betaald wordt.

De band met je klant is heel verschillend. Als uurtje-factuurtje zzp’er ben je tijdelijk deel van een team of organisatie. Daarin lijkt het op een baan: je hebt een collegiale band – tot het trakteren bij je verjaardag aan toe. Als offerte zzp-er ben je veel meer alleen en onafhankelijk; dat is vaak juist een van je selling points. De andere kant hiervan is dat je helemaal zelf kunt bepalen wat je wilt. Deze wijze van werken spreekt mensen aan die gedreven zijn om iets wat zijzelf mooi en zinvol vinden in de wereld te zetten.

Er zijn ook overeenkomsten.
1. Een zzp’er houdt zichzelf aan de gang. Als je niets doet, verdien je ook niets.
2. “Solliciteren” (nu intakegesprek of acquisitie-gesprek genoemd) is een  vast onderdeel van je werk.
3. Je moet een heel goede reputatie opbouwen en dus op de top van je kunnen presteren. Een reputatie komt te voet en gaat te paard zegt men wel.
4. Leren en ontwikkelen zijn noodzakelijk om goed te blijven. Leuk natuurlijk, maar wel in je eigen (onbetaalde) tijd!
5. Een zzp’er kan tegen een wisselend en onzeker inkomen.

En, is werken als zzp’er wat voor jou?

Heb je een mooi plan maar weet je niet hoe dit om te zetten in actie? Kijk dan eens bij www.firmaklaarvoordestart.nl.


Jij bent een uitzondering

Wat te doen als je je niet kunt aanpassen, omdat je zichtbaar anders bent dan de groep/afdeling waar je bij wilt horen? Je komt als allochtoon in een geheel  autochtoon Nederlands team of – wat mij overkwam– als vrouw in een mannenberoep of als man in een vrouwenberoep? Laten we eerst eens kijken wat er gebeurt als je zichtbaar de enige bent van jouw “soort”. Als je begrijpt hoe het werkt, kun je er beter mee omgaan. 

Je valt op.In de literatuur over vrouwenemancipatie is de term “token” daarvoor ontwikkeld. Het betekent dat jij het symbool wordt van de groep waartoe je zichtbaar hoort.Terwijl  jou tevoren misschien helemaal niet was opgevallen dat je speciaal en apart was, ben je dat nu wel. 

De andere teamleden voelen zich plotseling ongemakkelijk. Ze hebben hun eigen subcultuur en ze zijn bang dat jij het daar niet mee eens zult zijn. Een groep vrouwen praat bij de koffie vaak over leuke kledingwinkels of over hun kinderen. Met één man in hun midden, hebben ze het idee dat ze daarover niet meer kunnen praten en dat brengt hen in verlegenheid.

Je krijgt geen toegang tot de wandelgangen.Dit ligt in het verlengde van het vorige punt: als jij je bij een groepje voegt, dat informeel staat te kletsen, verstomt het gesprek. Je krijgt ineens alle aandacht, maar je hoort daardoor niet wat er onder elkaar gezegd wordt. Terwijl je juist gewoon “one of the guys” wilt zijn.

Je wordt gezien als prototype van de groep waartoe je behoort.Ben je de enige jongere in een team van mensen boven de 50, dan wordt er gevraagd: “Hoe denken jongeren hierover?” Uiteraard weet je dat niet, er zijn zoveel meningen onder  jongeren. Ook denkt men dat  alle beelden die over jouw soort bestaan, op jou van toepassing zijn. Men neemt bijvoorbeeld zonder ernaar te informeren aan, dat jij, de enige Turk in het team,  moslim bent.

Je moet beter presteren dan anderen. Dit geldt vooral als jouw prestaties te maken hebben met negatieve vooroordelen over jouw soort. Je hebt het gevoel dat je niet mag falen, want dan faalt jouw hele soort. Zo leeft het idee, dat vrouwen (te) makkelijk verzuimen als er een kind ziek is. Dus zodra jij dat één keer doet, is het: “Zie je wel, vrouwen…”Daardoor zorg jij wel dat je nooit verzuimt wegens ziekte van een kind.

Ze zijn trots op je. Ze zijn niet trots op jou persoonlijk, maar op het feit dat er iemand van jouw soort in hun team is. Dit wordt wel de excuus-Truus of de alibi-Ali genoemd. Zie je wel, dat wij niet discrimineren? We hebben hier immers X in ons team? Bij ons geen glazen plafond, want er zit een vrouw in de Raad van Bestuur. Je wordt als zodanig naar voren geschoven: als een bewijs van goed gedrag van het team of zelfs van de organisatie.

Als je je voldoende aanpast, verklaren ze jou tot uitzondering. Die subgroep, dat soort waar jij toe behoort  geeft allerlei moeilijkheden, maar jij niet, jij bent OK. Toen ik werkte in een organisatie met alleen mannen, zei een cliënt tegen me: “Met u valt goed te werken, u denkt als een man.” Hij bedoelde dat als compliment, maar ik had er zeer gemengde gevoelens over.

Als jij zo’n uitzondering bent, wat te doen? Al deze verschijnselen kunnen je behoorlijk ergeren. Als je weet dat dit nu eenmaal zo werkt en dat jij net zo zou handelen als de aantallen omgekeerd waren, dan kun je er wellicht makkelijker mee omgaan. Want wat zeker niet goed werkt is je ergernis ongeremd uiten. Een grap erover maken is beter. En bovendien kun je sommige effecten in je voordeel laten werken. Daarover gaat mijn volgende blog.

Ben jij een token op je werk of in een sportclub of waar dan ook? Herken je wat hier staat?  Hoe ga je daarmee om?


Ben jij u?

Net afgestudeerd, tijdens je sollicitatiegesprek of in je eerste baan, kom je tegenover iemand van 60 te staan. Zij stelt zich voor als “ Els van de Berg”. Jij zegt jouw voor- en achternaam. Wat betekent dat? Ga je elkaar tutoyeren?

Vroeger was het duidelijk wanneer je elkaar tutoyeerde op het werk. Tot ongeveer 1970 spraken alle volwassen collega’s elkaar aan met u. Als je ging werken na je studie, dan werd je vanzelf meneer of mevrouw (of juffrouw als je ongetrouwd was!) en u. De enige manier waarop dat kon veranderen was: de oudere stelde voor dat je elkaar ging tutoyeren en de jongere aanvaardde dat. Er was één wonderlijke tussenvorm: mannen spraken elkaar wel aan met alleen de achternaam en jij. Dus: “Pietersen, wat vind jij…” Voor vrouwen bestond een dergelijke tussenvorm niet.

Toen mensen die nu rond de 60 zijn, jouw leeftijd hadden, begonnen de gewoonten drastisch te veranderen. Op de universiteiten begon iedereen elkaar met de voornaam en jij/jou aan te spreken, alleen hoogleraren konden zelf nog kiezen hoe ze het wilden hebben. Er was dus nog enig hiërarchisch verschil in aanspreekvormen. Buiten de universiteiten werd het steeds onduidelijker.

Sinds 1980 weet niemand meer precies hoe het hoort. De gewoonten begonnen te verschillen per sector  en geografisch. In de Randstad en andere overwegend seculiere gebieden wordt sneller getutoyeerd dan in landelijke, overwegend christelijke gebieden. In het welzijnswerk en het onderwijs wordt door medewerkers onderling en met leidinggevenden alleen maar getutoyeerd, in banken en advocatuur begint men veelal met ‘u’. In de ouderenzorg zie je dat personeel elkaar onderling tutoyeert, maar de cliënten met “u” aanspreekt. Dat is juist formeler geworden, want voor 1980 kwam het voor – toen cliënten nog patiënten waren – dat in een Amsterdams verzorgingshuis een oudere zo werd aangesproken:  “Goeiemorgen  Ome Joop, nou ga ik je eens lekker wassen.”  Toch kun je niet zeggen dat klanten tegenwoordig  altijd met u worden aangesproken: bij de autodealer wel, maar bij de kassa van de supermarkt bij mij om de hoek wordt elke klant met jij aangesproken.  Er is geen algemene regel meer.

Regels voor sociaal contact zijn bedoeld om iedereen op zijn gemak te stellen en respect te tonen. Een eerste contact is per definitie onzeker, je weet immers niet wat je aan elkaar hebt. Duidelijke omgangsvormen beperken die onzekerheid enigszins. Bij gebrek aan regels, kunnen we het doel ervan als leidraad gebruiken hoe we ons dan moeten gedragen.

Terug naar Els van de Berg en jou. Is Els op haar gemak als je jij of als je u zegt? Je hebt geen idee. Zo lang je het niet weet, kun je haar maar beter met u aanspreken. Zij kan, als ze wil, zeggen: “Wat mij betreft ben ik Els hoor”. Je zult verbaasd staan hoeveel ouderen dat niet doen en zich lang u laten zeggen.  Stel ze vraagt je wèl om te tutoyeren, hoe voel jij je dan? Voel je je ongemakkelijk als je een oudere direct tutoyeert? Dan is het lastig. Els had dat een beetje moeten aanvoelen en met jou rekening moeten houden. Maar àls ze het voorstelt, ga er dan op in en doe het, als je kunt.  Ze biedt je aan om op gelijke voet, als collega’s, met elkaar om te gaan. Daar kom je toch voor?


Linked-in om je eerste baan te vinden

Op zoek naar een eerste baan is  solliciteren op een vacature vrijwel onbegonnen werk. Op elke advertentie komen honderden reacties. Je krijgt dan ook afwijzing op afwijzing. Dan valt het niet mee om de moed erin te houden. Je moet maar afwachten of zich weer een vacature voordoet en dan herhaalt zich het proces.

Op linked-in worden vacatures geplaatst.  Veel vacatures komen niet in een krant of op een werving/selectie- site. Linked-in is gratis en snel, dus daar verschijnen de vacatures het eerst. Maar dan heb je vervolgens  wel weer kans dat je in een massa van reacties niet wordt gekozen.

Het werkt beter zelf te netwerken via linked-in.  Zorg dat je profiel goed is bijgewerkt, met gedetailleerde beschrijvingen van wat je hebt gedaan en je interesses. Vervolgens verzamel  je zoveel mogelijk contactpersonen.  Probeer enkele aanbevelingen van mensen te krijgen op je profiel.  Aanbevelingen uitruilen werkt het best. Veel recruiters van bedrijven plaatsen helemaal geen advertenties meer, maar zoeken op linked-in naar de mensen met de juiste kwalificaties.

Bekijk de contactpersonen van jouw contactpersonen.  Wat zou je ook wel willen? Welke sectoren of banen, waar mensen werken, spreken je aan?  Zo ontwikkel je een idee van wat voor soort baan of organisatie iets voor jou zou zijn. Vraag je ook steeds af waarom jij voor die organisatie aantrekkelijk zou kunnen zijn.

Ga nu in gesprek met iemand uit jouw linked-in netwerk  die een of twee interessante contactpersonen heeft.  Vooral mensen die de leeftijd hebben van jouw ouders (zo tussen 50 en 65) zijn heel geschikt. Ze hebben veel ervaring, veel contacten en vinden het meestal leuk om jongeren op weg te helpen. Immers ze hebben zelf kinderen zoals jij of hun vrienden hebben kinderen in jouw leeftijd. Ze hebben bovendien wat meer tijd dan de veertigers.

Vraag niet om een baan. Dat brengt mensen in verlegenheid. Ze hebben geen baan en willen je toch niet teleurstellen. Dan zijn ze geneigd om het gesprek af te wimpelen. Maar als je zegt dat je je wilt oriënteren, je netwerk wilt uitbreiden of wilt onderzoeken welke sector je ligt, dan volgt meestal een interessant gesprek. Aan het eind van het gesprek vraag je om je in contact te brengen met 2 voor jou interessante contactpersonen uit hun linked-in netwerk. Je hebt je voorbereid wie je graag zou spreken, maar tijdens het gesprek zijn misschien ook andere namen langs gekomen.

Ga zo door. Steeds nieuwe gesprekken voeren met mensen die je kent via anderen. Het levert je altijd zinvolle informatie op en op een keer ook een baan.  Iemand met wie je eerder gesproken hebt, heeft ineens wel een vacature op het werk en denkt aan jou. Misschien wel  een heel verrassende baan, waar je zelf helemaal niet aan gedacht had.


Hoe kies je je eerste baan na je studie?

“Je eerste baan bepaalt in welke richting je carrière zich zal ontwikkelen. Het is dus heel belangrijk de juiste baan te kiezen, anders kom je nooit meer waar je wilt zijn.”

“In deze tijd moet je de eerste baan nemen die je kunt krijgen, anders kom je niet aan de bak.”

Beide uitspraken zijn niet waar.

Je eerste baan is heel belangrijk, maar niet bepalend. Je kunt altijd later nog een andere richting in slaan. Dan kan geleidelijk gaan, doordat je je tweede baan een beetje anders kiest dan de eerste. Maar je kunt ook later nog een iets heel anders gaan doen.  Dat gebeurt ook heel vaak; mensen  besluiten soms nog na 20 jaar om hun loopbaan een andere wending te geven. Ook in deze tijd waarin het lastig is een baan te vinden.

Het is lastig een baan te vinden, dus misschien doe je er iets langer over. Als je op internet kijkt, dan kun je statistieken (bijv. bij Elsevier.nl) vinden hoe lang het gemiddeld duurt na verschillende studies tot iemand een eerste baan heeft gevonden. Dat duurt soms een paar maanden of een ruim een half jaar, maar het komt zelden voor dat iemand helemaal geen baan vindt.

Hoe kies je dan? De waarheid ligt zoals gewoonlijk in het midden. Een baan waar je je ei niet kwijt kunt, is niet de goede baan voor jou. Maar al te lang aarzelen maakt de wachttijd lang en moeilijk te dragen.

Kiezen doe je met verstand èn gevoel. Dáárom zijn beide uitspraken niet waar, omdat ze vooral  op verstand gebaseerd zijn. Met je verstand onderzoek je  wat voor soort banen er zijn voor iemand met jouw vooropleiding.  En in wat voor soort organisaties je de meeste kans maakt. Met je gevoel onderzoek je waar je warm voor loopt.

Om te zorgen dat je vervolgens kiest, moet je realistisch zijn.  Je kunt de volgende vuistregel gebruiken om realistisch te zijn bij je keuze: een baan die je op een schaal van 1 tot 10 gevoelsmatig scoort met een 7, is een goede eerste baan.