Tag Archives: zorg voor jezelf

Moeder als manager

In mijn vorige drie blogs over gezinnen met kinderen en werkende partners, heb ik het opvoeden en het huishouden als één full time taak beschouwd. In deze  vierde en voorlopig laatste blog belicht ik een belangrijk aspect daarvan, namelijk het management van het gezin. Zelfs als ze beiden vier dagen werken, is moeder de vrouw veelal niet geneigd het management te delen. Zij houdt het overzicht, signaleert, regelt, instrueert, plant.

Management in een gezin is een taak zonder begin en einde, het is er 24/7. Het is als een volcontinudienst zonder ploegenstelsel.

De manier waarop gesproken wordt over de taakverdeling laat zien dat het management bij de moeder ligt. Voor iedereen is een deeltaak: Papadag, Oma-en-Opa-dag, de crêchedag, de schooldag. Maar mamadag?  De hits op internet gaan vooral over Moederdag… Als je wilt dat dit verandert, let dan op je woorden, want ze sturen je gedachten (en van iedereen in het gezin). Dus Pappa past niet op, Pappa is er en zorgt voor alles wat er gedaan moet worden.

Als je toch graag zelf het management doet, doe het dan ook efficiënt. Gebruik de managementtechnieken[1], die ook gelden waar betaald gewerkt wordt, om het draaiend houden van je gezin te stroomlijnen. Een gezin is in veel opzichten een sociale onderneming.

Het begint ermee dat je je focus kiest.  Waar ben je van en waarvan niet? Dat is vergelijkbaar met wat een onderneming doet: wat is mijn core business? Bespreek als partners je visie wat je belangrijk vindt in je gezin; dat doe je al impliciet maar expliciteren helpt. Een gezin kan op heel veel manieren gestalte krijgen. Bij de één is het een zoete inval,  bij de ander wordt veel muziek gemaakt, bij de derde is het huis netjes en schoon op elk moment van de dag. Als je weet wat je echt belangrijk vindt, hou je daar dan ook aan. Dat scheelt enorm veel schuldgevoel, want al het andere is dus niet van toepassing. Bij de zoete inval kan het niet altijd netjes zijn, wie veel tijd steekt in (samen) musiceren kan niet rust en stilte in huis hebben.  Toen mijn vader met mijn moeder trouwde, zei hij: “Bij mijn moeder mocht altijd alles, ik hoop dat dat bij ons ook kan.” Niet letterlijk natuurlijk, maar in de zin dat er altijd mensen/kinderen konden blijven eten of slapen en initiatieven van de gezinsleden werden aangemoedigd. Deze slogan heb ik mijn hele kindertijd gehoord en mijn ouders hebben het samen waar gemaakt.

Betrek je gezinsleden bij zaken die niet goed gaan. Kinderen, net als mensen op het werk, willen wel veranderen maar niet veranderd worden. Om van je partner maar niet te spreken. Als er altijd vuile was rondslingert, blijf die dan niet zelf opruimen met een steeds slechter wordend humeur. Stel het aan de orde en je zult verbaasd staan van de creatieve oplossingen.

Het helpt zelfs om je gezinsleden af en toe als klanten te beschouwen. De klant is geen koning, het is niet “U vraagt, wij draaien”. Maar je wilt je klanten wel tevreden houden. De maaltijd is een mooi voorbeeld van hoe elke klant iets anders wil. Je gaat uiteraard niet vier maaltijden koken. Maar er zijn wel creatieve vormen waardoor er voor elk wat wils is. Zo heb ik een “pastatafel” ontwikkeld, vergelijkbaar met “rijsttafel”. De pasta is in één schaal, alle dingen die je erin of erbij zou kunnen doen, staan in aparte schaaltjes op tafel: geraspte kaas, tomatensaus, geruld gekruid gehakt, gesneden basilicum, gebakken champignons etc.

Ook bij efficiënt management blijft een gezin met twee werkkringen en twee kinderen een hectisch geheel. Af en toe is de manager dan ook over haar toeren. Misschien heb je dan iets aan de tips in mijn blogs “Spitsuur van het leven”.

 

[1] Ik heb een oud boekje: “Mevrouw als manager”, geschreven door Christiane Collange. Het is humoristisch en het brengt je op ideeën. Nog antiquarisch verkrijgbaar.

Advertisement

Moeder de vrouw en betaald werk

Moeder de vrouw is het thema van de boekenweek, een controversieel thema. Veel wordt geschreven over de combinatie van moeder de vrouw en betaald werk. Want laten we duidelijk zijn: alle moeders zijn werkende vrouwen, echter niet allen worden voor een deel van hun werk betaald. Alleen degenen die een baan buitenshuis hebben, kunnen daarmee ook rechtstreeks geld verdienen. Alle anderen (de thuismoeders) verdienen  indirect geld, doordat hun partner door hen tijd heeft om een volle werkweek betaald te werken. In een serie blogs ga ik in op de betaald werkende moeder de vrouw, gebaseerd op mijn eigen ervaring en op wat ik nu zie bij jonge vrouwen.

Veel vrouwen verwachten ook bij het tweede kind nog net zo goed en zo veel te kunnen werken als toen ze één kind hadden of zelfs helemaal geen kinderen. En dat niet alleen, ze willen ook het moederschap op de best mogelijke manier vormgeven. Vonden vrouwen het aan het begin van de vorige eeuw voldoende als hun kinderen schoon, gevoed en gekleed de straat op gingen, nu stellen werkende moeders zichzelf ook nog de eis om het moederschap veel meer inhoud te geven. De traktatie op school van het jarige kind wordt zelf gemaakt, de avondvierdaagse meegelopen, kinderpartijtjes zijn ware huzarenstukjes. Daarbij willen ze een goed ogende, meelevende partner zijn. Bovendien stellen ze zichzelf de eis dat ze daarbij een relaxte indruk maken, niet die van een afgejakkerde duizendpoot. Ik houd de beschrijving kort, je kent vast wel iemand die deze bovenmenselijke idealen hoog houdt (en ik heb het zelf ook geprobeerd).

Want bovenmenselijk is dit streven. Vaak wordt het perfectionisme genoemd, maar mijns inziens is het meer dan dat: het is een almachtswens. Deze betaald-werkende moeders stellen zich bovenmenselijke macht over hun leven voor.  Zij willen (en proberen) met bovenmenselijke krachten alles onder controle te houden en aan alle idealen (kostverdiener, moeder, partner) tegelijk te voldoen. Het is een vorm van magisch denken. Als je maar alles op alles zet, elke dag weer, dan lukt dit. Bij kinderen kun je dit magisch denken ook zien: moeder kan alles, weet alles en niets is haar teveel.

Misschien denk je dat ik overdrijf. Je doet immers concessies: je partner en jij hebben bijvoorbeeld samen 1,5 betaalde baan. Dan nog betekent het dat jullie met zijn tweeën 2,5 baan uitvoeren: een gezin met twee kinderen en het huishouden is een dagtaak en dan nog wel een inefficiënte dagtaak. Je wordt gestuurd door het levensritme van je kinderen, of dat nu volle luiers en voedingen of schooltijden zijn en het huishouden moet er tussendoor. Als je een kind naar de dagopvang brengt, is een deel van het werk opgevangen, maar het huishouden en alle overige zaken niet.

Een tijd lang is deze almachtswens een krachtige motivator.  Veel jonge moeders houden het een heel aantal jaren vol.  Het is echter roofbouw op jezelf en niet zelden leidt het uiteindelijk tot een breuk in het patroon. Dat kan zijn dat de relatie geen stand houdt, het kan ook een burn-out zijn. Beide geven een enorm gevoel van onmacht, een kaartenhuis dat instort. Alleen een periode van erkennen van de onmacht en herbezinning op de menselijke maat is de start van de genezing.

Is dit een pleidooi om betaald werk op te geven? Geenszins. Het is wel een pleidooi om eerlijk te rekenen: hoeveel werk/tijd/energie is nu eigenlijk echt nodig? Wat kun je opbrengen? Hoeveel steuntroepen/geld heb je? In “Spitsuur van het leven” doe ik daartoe een voorstel.


Ieder voor zichzelf of allen voor één?

Vroeger… je hoort de vakbonden mopperen. Vroeger was er solidariteit. Je ging werken, kreeg een vast contract en betaalde verzekeringspremies. En vakbondslidmaatschap.  Dat verzekerde je van risicodekking tegen ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Nu hoor je dat iedereen maar zzp’er moet worden of een tijdelijk contract heeft en dus op geen van genoemde gebieden nog gedekt is. Ieder voor zichzelf… of toch niet?

Is solidariteit verdwenen? Nee, volgens mij niet. Wel komen er andere organisatievormen van solidariteit op. Was het oude idee om zoveel mogelijk (mensen)massa te verzamelen om samen sterk te staan, nu zie je van onderop netwerken ontstaan die klein willen blijven en de nabijheid en persoonlijk contact gebruiken met ondersteuning van digitale middelen. Neem bijvoorbeeld voor zzp’ers de onderlinge verzekering het broodfonds.

Een broodfonds beschermt tegen inkomensverlies door ziekte. (www.broodfonds.nl)   Kleine groepen zzp’ers (tot ca 50 personen) dragen financieel naar omzet bij aan een algemene pot waaruit bij ziekte iemand een dagvergoeding kan ontvangen, meestal voor maximaal 2 jaren. Ze kennen elkaar en organiseren samen hun eigen broodfonds. Niet alleen is dat een buffer om toch je vaste lasten te kunnen betalen als je tijdelijk zonder inkomsten zit door ziekte, het maakt ook dat je niet te vroeg weer aan het werk gaat en zo roofbouw op jezelf pleegt. Het aantal broodfondsen is zo gegroeid, dat verzekeringsmaatschappijen erop inspelen met arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in aansluiting op een broodfonds. Dan is de premie aanmerkelijk lager dan zonder die twee jaar overbrugging.

Kernbegrip in de nieuwe organisatievorm is zelforganisatie. Ook dat is een nieuwe vorm van een oud begrip. Immers veel bedrijven en verzekeringen zijn ooit begonnen als onderlinge coöperatie waar de deelnemers/aandeelhouders zelf in het bestuur zaten. Denk aan coöperatieve melkfabrieken en onderlinge verzekeringen per beroepsgroep ( bijv. OHRA – Onderlinge ziektekostenverzekeringen voor Hoogere RijksAmbtenaren). Echter die zijn uitgegroeid tot anonieme, bureaucratische molochen.

Het gaat om de menselijke maat. De groep kan wat het individu alleen niet kan, maar de groep moet in omvang zo beperkt blijven dat je iedereen kunt kennen. Dan ontstaat de waardevolste basis die je hebben kunt: vertrouwen dat je elkaar zult steunen als het nodig is.


Rite de passage

Elk jaar eind mei hangen overal in Nederland de boekentassen bij de vlaggen; niet alleen een aankondiging van een geslaagd eindexamen, maar symbolisch ook de overgang van schoolkind naar student of werkende.

Elke grote of kleine groep kent zijn eigen rituelen. In een gezin bestaan vaak rituelen rond de verjaardag van een kind: slingers, taart en een partijtje. In de hele wereld hebben we rituelen rond Oud en Nieuw. Veel rituelen hebben de functie van het markeren van de overgang van de ene (oude) situatie naar een andere (nieuwe), de z.g. “rite de passage”.

Een ritueel geeft houvast. Je weet waar je bent in je ontwikkeling en je kunt je makkelijker houden aan de beloften die je daarbij doet. Soms doe je zo’n belofte hardop, ten overstaan van getuigen, zoals een huwelijksbelofte. Soms is zo’n belofte heel impliciet, zoals bij de boekentas. Je belooft als jongere (zonder woorden) dat je veel zelfstandiger zult zijn, je eigen boontjes zult doppen. En als ouders beloof je dat je je kind meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheid zult laten.

Rituelen helpen je door moeilijke emoties heen. Overal ter wereld hebben mensen hun eigen rituelen rondom de dood. De enorme emoties die daarmee gepaard gaan, worden door rituelen een beetje in banen geleid. Er is plek om de emoties te uiten, maar wel op een bepaalde manier. In de ene cultuur komen klaagvrouwen hardop huilen, in de andere cultuur wordt door sprekers het leven van de overledene in herinnering gebracht. Onder Nederlanders zijn die rituelen kleiner geworden: ze zijn nu beperkt tot een begrafenis- of herdenkingsbijeenkomst. Vroeger kon je aan de kleding van de naasten zien dat ze nog in de zware rouw en daarna nog een (paar) jaar in de lichte rouw waren. Dan kon je daarmee rekening houden. Hoe lastig het nu is zonder die rituelen, kun je merken aan de veel vóorkomende onhandigheid van omstanders in de omgang met rouwenden.

Rituelen veranderen als de maatschappij verandert. Tot voor kort brachten de meeste mensen hun hele carrière in loondienst door, soms wel 40 jaar bij dezelfde werkgever. Pensioen en AOW kwamen steevast in de maand dat je 65 werd. Het ritueel was een receptie met een cadeau en een toespraak van de baas. Tegenwoordig zijn de verbindingen veel korter en vaak ook free-lance. Bovendien is de pensioenleeftijd niet meer vast bij 65 jaar. Wanneer en hoe ga je als free-lancer dan met pensioen? Of ga je maar door totdat je geen opdrachten meer krijgt?

De kracht van een ritueel ligt in de voorspelbaarheid van de vorm en het gebruik van symbolen. Als je dat weet, kun je binnen je eigen groep zelf nieuwe rituelen maken. Als je gebruik maakt van symbolen die al bestaan en je maakt de vorm voorspelbaar door die aan te kondigen, dan kun je je eigen ritueel maken.

Precies dat ben ik  dan ook van plan. Per 1 december 2016 stuur ik mezelf met pensioen en ik verheug me nu al op het ritueel dat ik ervoor heb bedacht.


Hoe krijg je de vakantie die je toekomt?

Je hebt zojuist gehoord dat je de baan kunt krijgen die je wilde hebben. Nu alleen nog het arbeidsvoorwaardengesprek. Veel vrouwen slepen er minder uit dan hun mannelijke collega’s met dezelfde ervaring en opleiding. En wat te zeggen van het vakantierooster? Wie krijgt altijd net de weken die jij ook had willen hebben? Kortom, de kunst van het onderhandelen heb je hard nodig in je werk.

Zacht op de relatie, hard op de inhoud. Vrijwel iedereen kent dit principe van goed onderhandelen in al die gevallen, waarin je met degene met wie je onderhandelt een goede relatie wilt behouden, maar toch het beste eruit wilt halen. Het beste betekent hier: beide partijen moeten na afloop het gevoel hebben dat ze er goed uitgekomen zijn. Dus je hebt niet de intentie om de ander erin te luizen te eigen bate (dat kun je alleen doen als je slechts eenmaal met iemand onderhandelt bijvoorbeeld over de prijs voor een tweedehands auto).

Stel je moet met een collega zes schoolvakantieweken verdelen, want altijd moet één van jullie aanwezig zijn. Je wilt allebei liefst 4 weken aaneengesloten weg. Drie weken ieder is erg eerlijk, maar geen van beiden heeft wat ze wil. Iedere dag die de één extra krijgt, gaat ten koste van de ander. Zo denken en dan loven en bieden heet distributief onderhandelen. Er is één hoeveelheid die verdeeld moet worden. Het is effectiever om te zoeken naar een andere manier van onderhandelen:

Vergroot de hoeveelheid die verdeeld moet worden door onderwerpen toe te voegen. Dat wordt integratief onderhandelen genoemd. Om te bedenken wat zinvol is om toe te voegen, moet je je verdiepen in de belangen die beide partijen hebben. Deze belangen liggen onder de eisen die ze stellen of standpunten die zij innemen. Zo kan het zijn, dat één van de partijen weliswaar in de zomer  graag vier weken weg wil, maar nog meer belang heeft om met Kerst thuis te zijn. Als dit voor jou nu net niet zo belangrijk is, heb je de te verdelen hoeveelheid vergroot met iets dat jou weinig kost en de ander veel oplevert: ik ga vier weken in de zomer en jij maar twee, maar daartegenover zal ik de hele kerstvakantie aanwezig zijn. We hebben een win-win situatie gecreëerd zeggen we dan.

Een goede voorbereiding is het halve werk. Als je tevoren goed in kaart brengt wat jouw eigen belangen zijn en wat vermoedelijk de belangen van de ander zijn, dan kun je meer voorstellen inbrengen die integratief werken. Je kunt dan ook onderzoeken of er eigenlijk wel ruimte is voor onderhandelen. Als – in ons voorbeeld – beiden beslist minimaal 3,5 week weg willen, kunnen ze allebei wel bereid zijn iets in de leveren, maar dan is er feitelijk geen ruimte voor onderhandelen.

Integratief onderhandelen is goed toepasbaar in zakelijke relaties. In privé situaties is meer nodig. Lees daarover mijn blog van vorige zomer: Hoe besluit je waarheen je met vakantie gaat? 

Een goed handboek over onderhandelen is: J. Linnemann en A. Broere: Scherp onderhandelen zonder bot te zijn. ISBN 978-90-8965-066-5


De kunst van het ouder worden

Er zijn van die perioden in je leven dat je van de ene fase naar de andere toegroeit. In een eerdere blog heb ik de overgang van student naar zelfstandige beroepskracht besproken. In deze blog gaat het over de overgang van de fase van betaald-werken naar wat wel de derde levensfase wordt genoemd: niet-meer-betaald-werken en steeds ouder worden.

Als het lukt je levenskunst te handhaven of te vinden in de derde levensfase, dan kan deze het ”grand dessert” van je leven worden. Dat is echt een kunst, want op veel gebieden moet je jezelf opnieuw uitvinden. Wat doe je de hele dag? Waar geef je je energie aan, waaraan niet meer? Wat is de zin van het leven in deze fase? Hoe ga je om met de ongemakken van je ouder wordend lichaam? Dit zijn voorbeelden van thema’s die spelen.

Bij de overgang van de ene fase naar de andere kan een konvooi plezierig en behulpzaam zijn. Een konvooi is een groep mensen, die met je meevaart op de stroom van het leven, zoals koopvaardijschepen samen met elkaar varen ter onderlinge bescherming. Het begrip komt van de ontwikkelingspsycholoog Erikson, die de sociale ontwikkeling van baby tot bejaarde beschreef. In elke levensfase heb je zo’n konvooi nodig. Dat kan een vaste groep mensen zijn (familie of vrienden) maar ook een groep die je voor de gelegenheid creëert.

Grand Dessert is zo’n tijdelijk konvooi. Een groep mensen (maximaal 12) komt een aantal keren bijeen. Met elkaar bepalen ze de thema’s die aan de orde zullen komen en iedereen verbindt zich om één of meer thema’s uit te werken tot een bijeenkomst. Vervolgens worden die bijeenkomsten gehouden. De eerste groep Grand Dessert heeft zo acht bijeenkomsten met elkaar gehouden met zeer uiteenlopende vorm en inhoud. Dat komt doordat alle deelnemers hun eigen talenten en ervaringen inbrengen bij het vorm en inhoud geven aan een thema. Soms organiseert iemand een thema alleen, soms vindt een subgroep elkaar bij de voorbereiding.

Met of zonder begeleiding? De eerste groep Grand Dessert, die is ontstaan op initiatief van de Stichting Bij de Tijd, heeft gebruik gemaakt van een externe begeleider. Nu we in die eerste versie de werkende principes met elkaar hebben ontdekt, gaan sommigen van ons verder met nieuwe groepen. Dan werken we niet als extern begeleider, maar als deelnemer-met-ervaring. Meedoen met Grand Dessert maakt iedereen wijzer.

Wil je meer weten over Grand Dessert, meedoen of er zelf één opzetten? Kijk dan hier voor meer informatie.


Spitsuur van het leven: waar zijn je grenzen?

In een vorige blog heb ik geschreven hoe je de druk(te) kunt verminderen als het je teveel wordt. Maar voorkómen is natuurlijk beter dan genezen. Hoe weet je hoeveel je aan kunt? Veel mensen weten dat onvoldoende, want ook onder twintigers en dertigers komen burn-outs (te) veel voor.

Eerst lijk je alles aan te kunnen wat op je pad komt. Je hoeft geen nee te zeggen, dus zeg je ja. Zolang je geen vaste bindingen hebt èn jong bent, gaat dat goed. Immers je kunt snel bijsturen, afzeggen, verplaatsen naar je uitkomt.

In de loop van je leven neem je steeds meer verantwoordelijkheden op je die elke maand een hoeveelheid tijd en energie vragen. Het meest voorkomende rijtje is werk, een partner, een gezin. Het grootste gevaar van overbelasting zit wellicht in de combinatie gezin en eigen bedrijf. Immers het lijkt of je je bedrijfje wel makkelijk kunt regelen en plooien, want je bent immers eigen baas en je zit niet vast aan vaste arbeidstijden. Maar als je je klanten niet snel en goed bedient, dan raak je ze kwijt. Dus het is meer zo, dat je altijd klaar moet staan, altijd tijd vrij moet kunnen maken.

Ongemerkt gebruik je de nacht als uitwijkmogelijkheid. Menigeen creëert zo de noodzakelijke rek in de tijd. Het lijkt een teken dat het goed gaat met je bedrijf en de kinderen lijden er niet onder.

Een burn-out dreigt als je je grenzen te lang overschrijdt. Hoge werkdruk in hoeveelheid werk is niet de enige factor die kan leiden tot burn-out. Stress in allerlei vormen (bijv. onzekerheid over je werk, hoge eisen die aan je gesteld worden, verhuizen, ruzie) vormt eveneens een risico. Hoe meer spanning, des te meer tijd heb je nodig om te herstellen. Dus toch weer: tijd.

Hoe kun je je grenzen bewaken? Mijn ervaring is dat een begroting maken van tijd kan helpen. Maak een lijst van alle taken die je nu op je genomen hebt en schat in hoeveel tijd die in de komende 3 maanden van je zullen vergen. Niet alleen werk, ook privé: hobbies, kinderen, huishouden, familie(verplichtingen), vrienden, alles vertaal je (globaal) in tijd. En je voegt een post toe: onvoorzien. Deze is voor griep, iets leuks dat langs komt, iemand die jou nodig heeft. Het is hetzelfde als een offerte maken voor een klant: hoeveel tijd zul je daaraan besteden? Maar nu beschouw je je hele leven als één grote opdracht met allerlei onderdelen. Tel alle tijd op.

De eerste vraag is: past het totaal in drie maanden? Daarbij kun je ervan uitgaan dat je van de 24 uur er 16 kunt gebruiken èn dat je per dag zeker een uur lege tijd nodig hebt.  De tweede vraag is: bevalt de verdeling van de tijd je? Vind je dat de verhouding van de onderdelen goed is? Wat heeft meer tijd nodig, wat kun je wel missen?

En dan begint het echte werk: maak je begroting realistisch en naar je zin, bespreek met voor jou belangrijke mensen alles wat jouw begroting beïnvloedt. Neemt je partner genoegen met de twee uren per week die je hebt begroot? Je zult merken dat je dan besluiten moet nemen wat werkelijk belangrijk is voor je. Daarna leef je een tijd verder en kijkt eens terug. Klopte je inschatting? Bevalt het? Wat wil je bijstellen?

Natuurlijk hoef je niet volgens strakke tijdsplanningen te gaan leven. Als je af en toe zo’n begroting maakt, krijg je gevoel voor je grenzen en dan weet je, als er een vraag op je afkomt, of je dat er nog bij kunt hebben of niet.


Uitgestelde wederkerigheid

In een eerdere blog heb ik de stadsdorpen in Amsterdam genoemd. Als de samenhang in een buurt groeit, groeit de bereidheid om op basis van uitgestelde wederkerigheid elkaar te hulp te komen. In deze blog laat ik zien wat daarmee wordt bedoeld.

Wederkerigheid is “de ene dienst is de andere waard”. Als ik (vandaag) iets voor jou doe, ben je  bereid (morgen) iets voor mij te doen. Dat is dus heel iets anders dan vrijwilligerswerk, waarbij de een de dienst verleent en de andere die dienst ontvangt. De vrijwilliger krijgt er wel voldoening voor terug, maar geen geld of een wederdienst. De ontvanger kan niet anders dan dankbaar zijn. Als je bij jezelf te rade gaat, zul je merken dat een dienst bewijzen veel makkelijker is dan er een dienst (hulp) vragen. Vraagverlegenheid heet dat. Het is niet alleen zaliger te geven dan te ontvangen, het is ook veel makkelijker. Wederkerigheid vinden we prettiger, we houden globaal een denkbeeldige boekhouding bij of we met iemand quitte staan.

Uitgestelde wederkerigheid is een veel ruimere opvatting van wederkerigheid. In een binnenbuurt van een stadsdorp zijn de deelnemers bereid als iemand hulp nodig heeft, die – binnen het mogelijke – te geven. Iedereen is daartoe bereid, niemand weet wie degene zal zijn die hulp nodig heeft.  Je doet wat je kunt en je weet niet wanneer iemand iets voor jou zal doen, maar wel dat – zo nodig – ook jij hulp zult krijgen. Ik heb uitgestelde wederkerigheid wel vergeleken met een verzekering in natura.

Welke omstandigheden zijn bevorderlijk voor het ontstaan van uitgestelde wederkerigheid? In een overleg tussen alle stadsdorpen zijn de eerste bevindingen hierover gedeeld. Een paradoxale situatie blijkt het best te werken, namelijk dat je elkaar wel goed kent maar toch een wat afstandelijk, onpersoonlijk verzoek kunt doen. Dit vergt toelichting.

  • Je moet elkaar kennen; voor vreemden doe je niet zo gauw/graag iets en bovendien wil je ook liever geen vreemde in je huis hebben, juist niet als je hulp nodig hebt. Je bouwt als binnenbuurt eerst plezierige contacten op als voedingsbodem voor onderlinge hulp (en gewoon omdat het leuk is).
  • Je hoeft niet rechtstreeks te vragen. Stel je kunt zes weken niet zelf je boodschappen doen. Dan is het heel moeilijk dat te vragen aan je buurvrouw, want je vreest haar ermee op te zadelen, te zwaar te belasten. Dat denkt die buurvouw zelf ook: “Waar begin ik aan? Wordt het me niet teveel?” Als je echter terecht kunt bij twee mensen van je binnenbuurt, die vraag en aanbod coördineren, dan is dat makkelijker. Deze twee mensen kunnen in de hele binnenbuurt te rade gaan wie tijd en mogelijkheden hebben om een hand toe te steken. Misschien zijn er zes mensen, die elk een week doen. Of misschien doet iemand met een auto in één keer een flinke voorraad en een ander haalt af en toe verse groenten. Vele handen maken licht werk.

Op deze wijze kan iedereen naar vermogen meedoen èn het is makkelijker om te vragen.

Dit zijn de eerste ervaringen van stadsdorpen met uitgestelde wederkerigheid. Vergelijkbare ervaringen hoorden we van “Omzien naar elkaar” in Utrecht. Wat zijn jouw ervaringen?


Licht reizen als je ouder wordt.

De vakantie is achter de rug. Hoe heb je gereisd? Met een auto vol spullen, met grote koffers in het vliegtuig, of juist met één rugzak? Licht reizen gaat wat mij betreft niet alleen over vakantie, het is een metafoor voor de wijze waarop je met het ouder worden kunt leven. In het midden van je (werkzame) leven reis je zwaar bepakt: je bent allerlei verplichtingen aangegaan, je moet zoveel werk doen dat je nu maar ook in de toekomst een inkomen verdient, je hebt de zorg voor de volgende generatie en soms ook voor de vorige. Maar als je ouder wordt, dan is het welkom om te proberen zo licht mogelijk te reizen. Hier geef ik enkele voorbeelden hoe ik dat lichte reizen zie. Het gaat veel meer over hoe je je leven inricht, dan over wat je precies doet.

Zo veel of weinig betaald werk als financieel mogelijk is. Nu we steeds langer door moeten werken voordat we met pensioen kunnen gaan, is het des te meer wenselijk om je af te vragen hoe je de jaren boven de zestig inricht. In hetzelfde tempo doorwerken is vaak in strijd met wat je lichaam je vertelt over wat je aan kunt. Door je financiën goed onder de loep te nemen, kun je je loopbaan afstemmen op je levensfase. Voor mij betekent het dat ik afscheid heb genomen van de maatschap waar ik mede verantwoordelijk voor was en dat ik mijn part-time baan heb losgelaten om als zzp’er verder te gaan.

Ruimte voor onverwachte gebeurtenissen. Menig gepensioneerde neemt ogenblikkelijk net zoveel onbetaalde verplichtingen op zich als hij eerst betaalde had. Licht reizen betekent dat je flexibele verplichtingen op je neemt, waardoor je ruimte krijgt voor al wat onverwacht op je pad komt (leuke dingen en moeilijkheden). Er is tegenwoordig veel vrijwilligerswerk waar je duidelijk afgebakende afspraken kunt maken (bijv. drie weken iets doen i.p.v. met regelmaat). Ook in je privé afspraken kun je die flexibiliteit inbouwen (kijk de kunst af van jongeren die pop-up-bijeenkomsten heel gewoon vinden). Geen vaste-oppas-oma zijn maar oproep-oppas-oma, naar een sociëteit gaan waar je elke maand naar toe kunt – maar niet hoeft, een cursus volgen van 6 weken.

Ruim af en toe flink op.  Dit is een tip die niet alleen op oudere leeftijd van belang is. Al je spullen eens door je handen laten gaan, wegdoen wat je niet meer of niet vaak nodig hebt. Het aardige is dat je hiermee aansluit bij een maatschappelijke ontwikkeling waar het gebruik van dingen in de plaats komt van het bezit ervan (bijv. peerby). Het maakt niet alleen meer ruimte in je kasten maar ook in je hoofd.

Zorg voor je konvooi.  Je hele leven heb je een konvooi nodig, mensen die met je meereizen in voor- en tegenspoed. Vergelijkbaar met backpackers die onderweg plezier met elkaar hebben maar ook elkaar helpen. Zeker bij het ouder worden is het belangrijk die mensen die al lang met je meereizen in ere te houden. Minstens zo belangrijk is het om nieuwe mensen, van verschillende generaties, erbij  te leren kennen. Door in je fitte periode als oudere goede contacten te leggen en te onderhouden, verkrijg je steun op je oude dag. De stadsdorpen in Amsterdam zijn een voorbeeld van een nieuwe vorm van konvooi.

Licht reizen ben ik aan het leren. Licht reizen gaat om de tocht en niet om de bestemming. 


Hoe besluit je waarheen je met vakantie gaat?

Het is juli, de scholen zijn dicht, de meeste mensen zijn met vakantie. Als je met je partner en/of wat oudere kinderen met vakantie bent, wat is het dan geworden? Wilden jullie allemaal dezelfde vakantie of  waren er verschillende wensen? En als de wensen uiteenliepen, hoe is het besluit dan tot stand gekomen?

In de Nederlandse cultuur is het gebruikelijk om open te zijn èn te onderhandelen. Ieder heeft het recht op een eigen mening, een eigen wens en daarna beginnen we te onderhandelen. We worden daar van jongs af aan in opgevoed en we zijn er dan ook heel gehaaid in geworden. Redelijkheid, dat is wat van ons verwacht wordt, overleg met argumenten. Als we vorig jaar jouw zin hebben gedaan, dan ben ik nu aan de beurt. Of misschien kunnen we elkaar tegemoet komen? Eerst een week strand en dan een week een stad? We houden over de jaren heen een verborgen weegschaal in balans: als het goed is legt ieder ongeveer evenveel gewicht in de schaal.

In het beroepsleven wordt ook veel onderhandeld. De aanpak kan worden samengevat als: zacht op de relatie, hard op de inhoud. Dus zorg dat je prettig, redelijk, begripvol blijft praten, waardoor de relatie in stand blijft. Je komt elkaar immers de volgende keer weer tegen. En op die basis kun je dan je redelijke deel krijgen.

Op het eerste gezicht lijkt het in privé-situaties net zo te werken. Geven en nemen, geen ruzie maar verstandig praten, ieder een beetje of om de beurt zijn zin, maar is dat genoeg? Vaak niet. Er komt toch vaak ruzie, ongemakkelijke gevoelens. Je kunt het gevoel krijgen dat je gemanipuleerd wordt. Je gaat niet lekker naar een stad als je weet dat je partner met je mee gaat alleen omdat jij vorig  jaar mee bent gegaan naar het strand. Dit soort compromissen zijn te redelijk, er ontbreekt iets. Ik denk, dat je in privé- situaties, waar je met je levensgezel(len) vele jaren tot overeenstemming wilt komen, je een slag dieper moet gaan.

Zacht op de relatie betekent privé meer dan alleen vriendelijk zijn en redelijke argumenten gebruiken.  Als de één vraagt om naar het strand te gaan en de ander wil naar de stad, wat zijn dan de drie aspecten van die beide wensen?

De inhoud is: ik wil graag naar het strand, resp. naar de stad.
Het relationele aspect is: wij zijn levensgezellen, wij hebben een goede basis samen om eruit te komen.
Het appellerend aspect: ik wel erkend worden; je moet me laten merken dat je rekening met me houdt.
De inhoud van de boodschap hoor je in de gesproken woorden, de beide andere aspecten merk je vooral aan de toon en andere non-verbale signalen.

Het appellerend aspect is de adder onder het gras. Als je kort door de bocht besluit nu naar de stad te gaan omdat je vorig jaar naar het strand bent gegaan, dan komt de erkenning van beiden niet tot zijn recht. Degene die inschikt, hoezeer hij/zij het verstandelijk ook eens is met de (redelijkheid van de) conclusie, is tekort gekomen in de communicatie op het appèl dat hij/zij heeft gedaan. En degene die dit keer zijn/haar zin krijgt, heeft ook niet het gevoel erkend te worden, want hij/zij krijgt alleen een eerlijke deal.

In wezen gaat het niet om de vraag waar je precies naar toe gaat. Het appèl is: ben ik belangrijk voor je? Zie je me met mijn verlangens? Wil je echt naar me luisteren? Dat zijn geen vragen die je makkelijk zo stelt aan elkaar, dus die worden verpakt in het appèl van een vakantiebestemming. Als je de erkenning met elkaar kunt bespreken of aan elkaar kunt laten voelen, dan kom je tot een gedragen besluit.

Ik wens je een heel mooie zomer, waar je ook bent!