Tag Archives: 50+

Leren tegen wil en dank

Eind augustus, begin september denk je bij deze titel misschien meteen aan de leerplicht, die voor alle kinderen in Nederland weer begint. Ik wil echter dit keer een andere vorm van leren aan de orde stellen, een wat zwaar onderwerp voor een blog. Iedereen krijgt wel een keer met grote tegenslag in het leven te maken. Je bent ontslagen, je bent uitgeloot voor je studie waar je je toekomst zag, een echtscheiding, er overlijdt iemand die je dierbaar is. “Het is net of ik in de verkeerde film zit” zeg je dan. 

Vroeger werd gesproken van een rouwproces, vooral in navolging van Kübler-Ross, inhoudende dat iedereen eenzelfde aantal fasen zou doormaken. Later is men gaat spreken van rouwtaken, die je actief moet volbrengen om verder te kunnen leven. Beide gaan ervan uit dat erkenning en verwerking nodig is om daarna je leven weer op te pakken. Maar die tijd krijg je niet, je “gewone” leven gaat immers meteen al door terwijl je ook tijd nodig hebt voor dat rouwproces.

Mijn ervaring is dat je in het diepe plonst zonder dat je weet hoe je moet zwemmen. Vanaf het eerste moment moet je je hoofd boven water te houden en al doende leren zwemmen. In een groep mensen, waarvan ik deel uitmaakte, vertelde iemand dat haar pasgeboren baby gehandicapt was en ze zei: “Ik weet niet of ik hiermee kan leven.” Waarop het antwoord kwam: ”Dat doe je al.” En zo is het. Je bent als het ware ineens op twee sporen tegelijk aan het leven: het spoor dat stilstaat, waar je verwerking – de rouw – plaats vindt èn het spoor van doorgaan met je leven.

Dat doorgaan met leven is ontdekkend leren tegen wil en dank. Ontdekkend leren is één van de vijf leervoorkeuren die ik in een eerdere blog heb besproken. Je leert om door te gaan met je leven met deze tegenslag, ramp of dergelijke, parallel en gelijktijdig met de verwerking. Natuurlijk kun je ook andere manieren van leren erbij halen (als ontdekkend leren jouw voorkeur niet is): veel informatie verzamelen (= kennis verwerven), er met lotgenoten erover praten (= participatie) maar vooraf oefenen of eerst de kunst afkijken is er niet bij.

Ik hoop dat deze blog je helpt om die verkeerde film waarin je terecht gekomen bent, beter te hanteren.  En misschien geeft deze blog omstanders het inzicht dat ze juist bij het doorgaan met het leven hulp en steun kunnen bieden.

 

 

Advertisement

Vraagverlegenheid

In een eerdere blog[1] kwam ter sprake dat het niet alleen zaliger maar ook makkelijker is hulp te geven dan te erom te vragen. Toch is vragen niet altijd moeilijk. Hoe zit dat precies? Wanneer is vragen moeilijk en wanneer kun je tamelijk makkelijk hulp vragen? In onze groep van Grand Dessert[2], waarover ik eerder schreef, zijn we bij onszelf te rade gegaan om hierin meer inzicht te krijgen. Ieder van ons noemde voorbeelden van situaties of vragen die we lastig vonden. Door de situaties uit te spelen, leerden we wat de “plek der moeite” bij ieder van ons is. Onze inzichten beschrijf ik in deze blog.

“Ik ben geen klusser in huis, dus dat vraag ik aan een goede vriend, die dat wel kan.” Als volwassene is je zelfbeeld wel duidelijk voor je. Je kunt niet alles en daar heb je geen moeite meer mee. Het ontbrekende vragen is dan niet zo moeilijk. Bovendien zit in deze zin verpakt dat je makkelijk vraagt aan “een goede vriend”, aannemende dat hij andersom ook aan jou zal vragen wat jij goed kunt en hij niet. De relatie is in evenwicht, wederkerig.

Het tegenovergestelde blijkt precies de plek der moeite te zijn: vragen wat je volgens je zelfbeeld zelf zou moeten kunnen, vinden we moeilijk. Je kent jezelf als iemand die haar eigen boontjes dopt. Je doet je eigen huishouden, al dan niet met een partner. Als je tijdelijk ziek bent, dan lukt vragen nog wel. Je hoeft je zelfbeeld immers niet aan te passen. Je kunt tijdelijk je huishouden niet doen, maar straks weer wel. Vraagverlegenheid treedt vooral op als je je zelfbeeld moet aanpassen: voortaan ben ik iemand, die niet … (bijv. op een trapje ramen zemen) in haar eigen huishouden kan doen. Vaak zie je dat mensen een omweg zoeken om niet te hoeven vragen: liever vuile ramen dan je buurvrouw vragen deze te lappen.

Als je de tijd hebt, dan lukt het wel om je zelfbeeld aan te passen. Er gaat een – kleiner of groter – rouwproces mee gepaard: ik kan niet meer… en dus moet ik dat vragen. Het lastige van ouder of chronisch ziek worden is, dat je nauwelijks de tijd krijgt voor het rouwproces en de aanpassing van je zelfbeeld: al gauw is er nog iets dat je voortaan niet meer kunt, en nog iets, en nog iets, en de acceptatie ervan kun je niet bijbenen. Je bent dus genoodzaakt vaker die heel moeilijke vraag te stellen: “Kun jij dit voortaan voor mij doen, want ik kan dat – waarschijnlijk – nooit meer.”

Daarmee verandert de relatie met degene aan wie je de vraag stelt. Daar waar je eerst wederkerigheid veronderstelde, wordt die minder vanzelfsprekend. Degene aan wie je dat vraagt, bijvoorbeeld de goede vriend, kan daar ook moeite mee hebben: “Dat kun je toch wel zelf?” Soms veranderen de rollen zelfs helemaal: de moeder wordt afhankelijk van een dochter. Ook bij degene aan wie de vraag gesteld wordt, vindt een (kleiner of groter) rouwproces plaats: je grote sterke, zelfstandige partner/vriendin/moeder is er niet meer.

Dan vragen we liever een professional. Daar is wederkerigheid niet nodig, want de professional wordt beloond met een salaris. Veel liever dan je dochter of je buurvrouw, vraag je een instantie, je verzekering of de overheid om hulp. Dat zouden we wel willen, maar die vlieger gaat niet op: de WMO[3] eist van je dat je eerst je naasten om hulp vraagt voordat je betaalde zorg krijgt.

Dit zijn de inzichten die wij samen opdeden. Zijn ze herkenbaar? Helpt uitgestelde wederkerigheid om die moeilijke vragen toch te stellen? En wat speelt nog meer naar jouw idee bij vraagverlegenheid?

[1] Uitgestelde wederkerigheid, september 2015

[2] De kunst van het ouder worden, april 2016

[3] Wet Maatschappelijke Ondersteuning


Leermeester

Het is een voorrecht als je aan het begin van je loopbaan een leermeester vindt, bij wie je als gezel bij een meester kunt leren. Ik wilde lid worden van het NIP (Nederlands Instituut van Psychologen) en daarvoor moest ik een jaar supervisie krijgen. Zo werd Max Rubinstein mijn leermeester. Hij was een prominent organisatie-adviseur in de school van organisatie-ontwikkeling. Vijftien jaar later werd ik zijn collega. In deze blog vertel ik over één van de vele dingen die ik van hem leerde: het afronden van een opdracht.

Het afronden van een opdracht is een interventie. In veel adviesopdrachten krijgt de afronding niet veel aandacht. Even goedendag zeggen en op naar de volgende opdracht. Max leerde me om goed na te denken om zó afscheid te nemen, dat ofwel de beoogde verandering een duwtje in de goede richting krijgt, ofwel bezinning optreedt of men wel op de goede weg is.

Pontificaal afscheid als start van iets nieuws. Een kleine landelijke stichting op het vlak van jeugdzorg moest ten gevolge van nieuw kabinetsbeleid decentraliseren. Dat wil zeggen dat de medewerkers onderdak moesten krijgen bij diverse provinciale organisaties op het gebied van jeugdzorg en dat aan het eind van het jaar de landelijke stichting werd opgeheven. De opheffing – tevens het eind van onze opdracht –  werd op advies van Max met een feest gevierd. En tot mijn verrassing bood Max aan dat wij als adviseurs een sketch zouden opvoeren over het hele proces. We zouden dat nu terugspeeltheater noemen. Door het feest werd het makkelijker voor de medewerkers om afscheid van elkaar te nemen en over te stappen naar hun nieuwe, provinciale werkgever.

Teruggeven van de opdracht. Als je de indruk hebt, dat een opdracht niet verloopt zoals is afgesproken en als de klant ook niet in staat of bereid is dit bij te stellen, dan geef je de opdracht terug. En ook dat is een interventie. Altijd leidt het tot bezinning: soms ziet men in, dat men beter ten halve kan keren dan ten hele dwalen (en dan eindigt het project), maar soms komt men tot het besluit dat de opdracht moet worden bijgesteld, waardoor je je beiden erin kunt vinden.

Timing van het moment van afscheid. Vooral bij langdurige opdrachten waarin een ontwikkeling in gang moet worden gezet, is het onduidelijk wanneer precies de opdracht is afgelopen. Blijf dan vooral niet langer dan nodig is, bijvoorbeeld omdat je het zelf nog zo leuk vindt of omwille van de omzet. Ik heb geleerd om mijn vertrek aan de orde te stellen zodra ik voldoende signalen zie dat de ontwikkeling ook zonder mij wel zal doorgaan.

Geen wonder dat ik ook mijn eigen afscheid van betaald werk zorgvuldig heb vorm gegeven. Ik maak met allerlei mensen met wie ik heb gewerkt een afspraak. Een keer ook met een aantal mensen tezamen, met wie ik in verschillende perioden heb samengewerkt. Het zijn allemaal boeiende en persoonlijke gesprekken. Dit keer is de afronding niet alleen een interventie om zorgvuldig de relaties van mijn werk af te hechten, maar ook om het mijzelf makkelijker te maken naar de volgende fase van mijn leven over te stappen.

Ik wens alle jonge mensen die nu aan het begin van hun loopbaan staan, een leermeester toe zoals ik heb gehad. En ik wens alle senioren toe dat ze leermeester kunnen zijn.


Rite de passage

Elk jaar eind mei hangen overal in Nederland de boekentassen bij de vlaggen; niet alleen een aankondiging van een geslaagd eindexamen, maar symbolisch ook de overgang van schoolkind naar student of werkende.

Elke grote of kleine groep kent zijn eigen rituelen. In een gezin bestaan vaak rituelen rond de verjaardag van een kind: slingers, taart en een partijtje. In de hele wereld hebben we rituelen rond Oud en Nieuw. Veel rituelen hebben de functie van het markeren van de overgang van de ene (oude) situatie naar een andere (nieuwe), de z.g. “rite de passage”.

Een ritueel geeft houvast. Je weet waar je bent in je ontwikkeling en je kunt je makkelijker houden aan de beloften die je daarbij doet. Soms doe je zo’n belofte hardop, ten overstaan van getuigen, zoals een huwelijksbelofte. Soms is zo’n belofte heel impliciet, zoals bij de boekentas. Je belooft als jongere (zonder woorden) dat je veel zelfstandiger zult zijn, je eigen boontjes zult doppen. En als ouders beloof je dat je je kind meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheid zult laten.

Rituelen helpen je door moeilijke emoties heen. Overal ter wereld hebben mensen hun eigen rituelen rondom de dood. De enorme emoties die daarmee gepaard gaan, worden door rituelen een beetje in banen geleid. Er is plek om de emoties te uiten, maar wel op een bepaalde manier. In de ene cultuur komen klaagvrouwen hardop huilen, in de andere cultuur wordt door sprekers het leven van de overledene in herinnering gebracht. Onder Nederlanders zijn die rituelen kleiner geworden: ze zijn nu beperkt tot een begrafenis- of herdenkingsbijeenkomst. Vroeger kon je aan de kleding van de naasten zien dat ze nog in de zware rouw en daarna nog een (paar) jaar in de lichte rouw waren. Dan kon je daarmee rekening houden. Hoe lastig het nu is zonder die rituelen, kun je merken aan de veel vóorkomende onhandigheid van omstanders in de omgang met rouwenden.

Rituelen veranderen als de maatschappij verandert. Tot voor kort brachten de meeste mensen hun hele carrière in loondienst door, soms wel 40 jaar bij dezelfde werkgever. Pensioen en AOW kwamen steevast in de maand dat je 65 werd. Het ritueel was een receptie met een cadeau en een toespraak van de baas. Tegenwoordig zijn de verbindingen veel korter en vaak ook free-lance. Bovendien is de pensioenleeftijd niet meer vast bij 65 jaar. Wanneer en hoe ga je als free-lancer dan met pensioen? Of ga je maar door totdat je geen opdrachten meer krijgt?

De kracht van een ritueel ligt in de voorspelbaarheid van de vorm en het gebruik van symbolen. Als je dat weet, kun je binnen je eigen groep zelf nieuwe rituelen maken. Als je gebruik maakt van symbolen die al bestaan en je maakt de vorm voorspelbaar door die aan te kondigen, dan kun je je eigen ritueel maken.

Precies dat ben ik  dan ook van plan. Per 1 december 2016 stuur ik mezelf met pensioen en ik verheug me nu al op het ritueel dat ik ervoor heb bedacht.


Oud Jaar – Nieuw Jaar

Er is geen stringente reden dat we een jaarwisseling hebben, noch dat we die nu hebben. Een open deur natuurlijk, want overal in de wereld eindigt en begint de jaarcyclus op verschillende momenten. Als de jaartelling alleen diende om het makkelijker te maken te vertellen wanneer iets is gebeurd, dan zou het geen feestelijkheid hoeven zijn. Maar het is een ritueel, het afsluiten van het ene jaar, het begin van een nieuw jaar.

We laten het oude jaar achter ons en beginnen aan een nieuw, schoon, onbeschreven jaar. Alle teleurstelling, ongeluk en akeligheid, streep eronder. Vuurwerk weert het af. We krijgen een nieuwe kans.

Er is veel van 2015 dat we graag zouden afronden en achter ons laten. De vluchtelingenstroom, de werkloosheid, het milieuvraagstuk,  de oorlogen. Als ik eerlijk ben, zou ik alles echt achter het vuurwerk willen laten, niet meer zien, weg ermee. Kinderlijk verlangen zit in zo’n ritueel verborgen. Kon je maar alles wegdoen en opnieuw beginnen.

De wereld staat bij ons op de stoep. Vluchtelingen hebben letterlijk alles achter zich gelaten en willen een nieuwe kans. Nederlanders die werkloos geworden zijn of jongeren die net op de arbeidsmarkt komen, hebben hun zekerheid moeten loslaten en willen ook een (nieuwe) kans. Het milieu, de energievoorziening, niets kan blijven zoals het is. De problemen zijn groter dan we in ons eentje met goede voornemens aankunnen en gaan niet weg door het oude jaar te achter ons te laten. De veelgeciteerde uitspraak van Einstein komt in me op “Problemen kunnen niet worden opgelost in dezelfde context als de context waarbinnen ze zijn ontstaan”. Op al deze gebieden moet het echt radicaal anders.

Kantelen noemt de transitiekunde dat. Dat wil zeggen dat er overal mensen opstaan die initiatieven nemen om het radicaal anders aan te pakken. Eerst zijn het experimenten, er mislukken er ook veel, maar als er voldoende binnen één sector stand houden, dan ontstaat de kritische massa die nodig is om het hele systeem in die sector te doen kantelen. Optimisten denken dat in Nederland binnen afzienbare tijd veel sectoren zullen kantelen. Op hun website Nederland Kantelt  staat een groeiende verzameling van nieuwe ontwikkelingen. Ook stadsdorpen zijn een vooorbeeld van kantelen.

Een nieuw begin is er dus al. Maar nog lang niet genoeg. Voor de vluchtelingen hebben we nog geen vernieuwende oplossing. Voor de werkloosheid ook niet. Veel verkeert nog in het stadium van mooie nieuwe ideeën die wachten op initiatiefnemers èn meewerkers.

Wat zullen wij samen maken van het nieuwe jaar 2016?


Licht reizen als je ouder wordt.

De vakantie is achter de rug. Hoe heb je gereisd? Met een auto vol spullen, met grote koffers in het vliegtuig, of juist met één rugzak? Licht reizen gaat wat mij betreft niet alleen over vakantie, het is een metafoor voor de wijze waarop je met het ouder worden kunt leven. In het midden van je (werkzame) leven reis je zwaar bepakt: je bent allerlei verplichtingen aangegaan, je moet zoveel werk doen dat je nu maar ook in de toekomst een inkomen verdient, je hebt de zorg voor de volgende generatie en soms ook voor de vorige. Maar als je ouder wordt, dan is het welkom om te proberen zo licht mogelijk te reizen. Hier geef ik enkele voorbeelden hoe ik dat lichte reizen zie. Het gaat veel meer over hoe je je leven inricht, dan over wat je precies doet.

Zo veel of weinig betaald werk als financieel mogelijk is. Nu we steeds langer door moeten werken voordat we met pensioen kunnen gaan, is het des te meer wenselijk om je af te vragen hoe je de jaren boven de zestig inricht. In hetzelfde tempo doorwerken is vaak in strijd met wat je lichaam je vertelt over wat je aan kunt. Door je financiën goed onder de loep te nemen, kun je je loopbaan afstemmen op je levensfase. Voor mij betekent het dat ik afscheid heb genomen van de maatschap waar ik mede verantwoordelijk voor was en dat ik mijn part-time baan heb losgelaten om als zzp’er verder te gaan.

Ruimte voor onverwachte gebeurtenissen. Menig gepensioneerde neemt ogenblikkelijk net zoveel onbetaalde verplichtingen op zich als hij eerst betaalde had. Licht reizen betekent dat je flexibele verplichtingen op je neemt, waardoor je ruimte krijgt voor al wat onverwacht op je pad komt (leuke dingen en moeilijkheden). Er is tegenwoordig veel vrijwilligerswerk waar je duidelijk afgebakende afspraken kunt maken (bijv. drie weken iets doen i.p.v. met regelmaat). Ook in je privé afspraken kun je die flexibiliteit inbouwen (kijk de kunst af van jongeren die pop-up-bijeenkomsten heel gewoon vinden). Geen vaste-oppas-oma zijn maar oproep-oppas-oma, naar een sociëteit gaan waar je elke maand naar toe kunt – maar niet hoeft, een cursus volgen van 6 weken.

Ruim af en toe flink op.  Dit is een tip die niet alleen op oudere leeftijd van belang is. Al je spullen eens door je handen laten gaan, wegdoen wat je niet meer of niet vaak nodig hebt. Het aardige is dat je hiermee aansluit bij een maatschappelijke ontwikkeling waar het gebruik van dingen in de plaats komt van het bezit ervan (bijv. peerby). Het maakt niet alleen meer ruimte in je kasten maar ook in je hoofd.

Zorg voor je konvooi.  Je hele leven heb je een konvooi nodig, mensen die met je meereizen in voor- en tegenspoed. Vergelijkbaar met backpackers die onderweg plezier met elkaar hebben maar ook elkaar helpen. Zeker bij het ouder worden is het belangrijk die mensen die al lang met je meereizen in ere te houden. Minstens zo belangrijk is het om nieuwe mensen, van verschillende generaties, erbij  te leren kennen. Door in je fitte periode als oudere goede contacten te leggen en te onderhouden, verkrijg je steun op je oude dag. De stadsdorpen in Amsterdam zijn een voorbeeld van een nieuwe vorm van konvooi.

Licht reizen ben ik aan het leren. Licht reizen gaat om de tocht en niet om de bestemming. 


Soort zoekt soort …. tot het niet meer kan

Zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal u zeggen wie u bent. Ook in het tijdperk van netwerken gaat deze oude spreuk op. Vriendengroepen bestaan uit mensen die iets met elkaar gemeen hebben. De spreuk geldt ook voor onszelf: door onze vriendenkring weten we  wie we zijn, het voelt vertrouwd, beschermd.

Wij kiezen onze vrienden en kennissen. Door de grote mobiliteit die al een eeuw lang mogelijk is, zoeken  we vrienden niet meer alleen in onze eigen buurt of dorp. We kiezen, bewust of onbewust, mensen uit die dezelfde waarden, voorkeuren en interesses hebben. Liever fietsen of rijden we een eind, dan dat we vrienden zijn met hen, die te zeer van ons verschillen. Als je je eigen vriendenkring bekijkt, dan kun je zien dat deze bewering klopt.

In sociologische terminologie spreken we van leefstijlen. Je kunt ze ook zelf herkennen – om enkele uitersten te noemen: bij politiek links  en hoog opgeleid hoort de Volkskrant, de Groene Amsterdammer, klassieke concerten, pro multi-culti, duurzaam, bepaalde kleding. Bij politiek rechts en laag opgeleid hoort De Telegraaf (of helemaal geen krant), bingo, André Hazes en (luidruchtige) gezelligheid. Natuurlijk ga je in het maatschappelijk leven ook met mensen van andere leefstijlen om, maar soort zoekt soort in de vrije tijd. Je konvooi in het leven bestaat uit mensen van jouw leefstijl.

Het probleem begint als je (oud en) niet meer gezond bent. De nieuwe wetgeving omtrent gezondheidszorg verplicht ons om zo lang mogelijk thuis te blijven, ook als we daardoor vereenzamen doordat we onze vrienden niet meer kunnen opzoeken. En nog erger wordt het als we definitief in een verpleeghuis moeten worden opgenomen.

De dood schakelt ons allen gelijk en het verpleeghuis begint vast. Want in het verpleeghuis, waar sommigen de laatste jaren van hun leven moeten wonen, ordent men mensen naar de diagnose waarmee ze zijn opgenomen: CVA, dementie, somatisch. Bovendien kom je in dat huis terecht waar het eerst een plaats is, dus op volgorde van de wachtlijst i.p.v. naar keuze. Geen ruimte meer voor de eigen leefstijl. Het feit dat een verpleeghuis voor veel mensen een schrikbeeld is, wordt voor een groot deel veroorzaakt door het feit dat je met mensen van allerlei leefstijlen moet samenwonen in een omgeving die niet op je woning lijkt. Je kunt niet meer kiezen met wie je dagelijks omgaat in de vele vrije tijd die je hebt.

Mensen met een vorm van dementie gaan sneller achteruit doordat ze niets meer herkennen. Zeg me wie mijn vrienden zijn, en ik herken mezelf. Als er mensen om me heen zijn van mijn leefstijl, met dezelfde krant als ik altijd lees, die houden van de spellen die ik altijd speelde, en van dezelfde muziek, als er meubels staan als bij mij thuis, dan weet ik langer wie ik ook al weer ben.

Toch is wonen met behoud van leefstijl – gelukkig –  hier en daar wel mogelijk. Er zijn verpleeghuizen waar men mensen samen laat wonen naar leefstijl. Het mooiste voorbeeld dat ik ken is Hogeweyk in Weesp.

In de verpleeghuiszorg zou meer aandacht voor leefstijlen moeten zijn. Ook met eenvoudige maatregelen kunnen leefstijlgroepen gemaakt worden.

 


Vergaderen de baas

In scholen wordt veelal een middag per week geen les ingeroosterd en dan dienen alle docenten te vergaderen. Het blijkt dat een middag per week te weinig is: de meeste mensen moeten kiezen tussen verschillende gelijktijdige verplichte vergaderingen. We moeten overleggen om samen een doel te bereiken, om het eens te worden, samen een besluit te nemen, draagvlak te krijgen voor een voorstel. Overleg is een kernbegrip in onze (Nederlandse) cultuur.

Vrijwel iedereen die ik ken, vindt vergaderen een noodzakelijk kwaad. We zijn ervan overtuigd dat we erbij moeten zijn. Dat we allemaal moeten meepraten en meebeslissen om tot goede, gedragen besluiten te komen. Vooral in de non-profit sector  leeft deze opvatting. Tegelijkertijd hebben we last van de hoeveelheid tijd en energie die vergaderen opslokt.

Vergaderen als belangrijke manier om processen goed te laten verlopen stamt uit de begintijd van de generaties die nu de baas zijn. Dat zijn de protestgeneratie (geboren tussen 1940 en 1955) en generatie X (geboren tussen 1955 en 1970). Een generatie deelt een aantal waarden, gevormd als ze zijn door hun opvoeders en de culturele en maatschappelijke omstandigheden van hun tijd. Iedere generatie heeft daardoor gedeelde sociale patronen, manieren van doen.

De protestgeneratie heeft vergaande democratisering in de maatschappij gebracht in een tijd zonder mobiele telefoon of internet. Toen waren overleg en vergaderen waaraan iedereen mocht meedoen, een verworvenheid. In de roemruchte jaren eind ’60 en ’70 realiseerde deze generatie een enorme uitbreiding en versterking van formele inspraak en mee-beslissing van alle geledingen in organisaties. Deze generatie is door pensionering jaar na jaar minder aanwezig in organisaties.

Generatie X neemt in alle sectoren nu de leiding over. Deze generatie is goed in verbinden, in het gebruik maken van verschillende kwaliteiten van mensen. Ook zij zijn opgegroeid zonder mobiele telefoons en internet. Overleg is een manier van verbinden van mensen om samen een goed product of dienst te maken. Generatie X is dan ook geneigd om vergaderingen en overleg in stand te houden. Ook al heeft iedereen – zijzelf incluis – vaak het gevoel dat er te veel wordt vergaderd.

Generatie Y (geboren tussen 1985 en 2000) weet niet beter dan dat iedereen aldoor makkelijk bereikbaar is. Overleg gaat snel, bijv. via whatsapp. Deze generatie houdt bovendien van actie; overleg vinden ze in het algemeen energieverslindend. Creëren door (samen) doen is hun motto. De generatie ertussen in, de pragmatische generatie, wil vooral dat hun werk leidt tot nuttig en zichtbaar resultaat. Het woord “draagvlak” gebruiken deze generaties niet.

We kunnen leren van jongere generaties. En generatie X, die zo graag verbindt, is daar zeker toe bereid. Ook de leden van de protestgeneratie, die – nu ze ouder zijn – graag hun steentje maatschappelijk blijven bijdragen, zijn geïnteresseerd in minder vergaderen en in andere vormen van contact.

Dit is een oproep aan jongere generaties om zich niet zwijgend aan te passen aan de vergadercultuur die hen niet bevalt. Je zult merken dat veel ouderen graag meegaan in minder vergaderen en het zoeken van andere vormen van onderling afstemmen.


Met welke aandacht doe jij je werk?

Ken je het verschil tussen een secretaresse en een wetenschapper? Een secretaresse die opkijkt van haar computer als je binnenkomt en je vraag beantwoordt, je bovendien helpt herinneren aan een afspraak, tussendoor een telefoon afhandelt en dan toch weer rustig en accuraat verder gaat met het stuk waarmee ze bezig was? Een wetenschapper die een stuk bestudeert en niet hoort dat je binnenkomt en staat te wachten? Wat is het verschil tussen beiden en wat is de overeenkomst?

Beiden voeren hun werk met grote aandacht uit, dat is de overeenkomst. Met die aandacht brengen ze hun werk tot een goed einde.

De secretaresse geeft gespreide aandacht, de wetenschapper geconcentreerde aandacht, dat is het verschil. De secretaresse is in staat steeds één taak naar de voorgrond te halen en die correct en met aandacht uit te voeren, terwijl haar alertheid voor andere taken blijft bestaan. De wetenschapper richt zijn aandacht op één taak en sluit zich af voor verdere taken.

Sommige taken vragen gespreide aandacht, andere geconcentreerde aandacht. En sommige mensen kunnen maar één van beide. Het is duidelijk dat iemand, die houdt van geconcentreerde aandacht geven, zich hopeloos voelt in een baan die gespreide aandacht vraagt en andersom. Je ziet het verschil al tussen kinderen in de peuterspeelzaal: het ene kind komt naar binnen, kiest een speeltje en gaat daarin op. Het andere kind komt naar binnen, kijkt uitgebreid om zich heen, begint met spelen maar gaat ook in op allerlei andere signalen. Tot de eerste soort kinderen horen meer jongens, tot de tweede soort kinderen horen meer meisjes.

Hoe vaker je het één doet, des te meer verleer je het ander. Als je jarenlang voor iedereen klaar hebt gestaan als moeder of als kleuterleidster, lukt het haast niet meer om achter elkaar een boek uit te lezen. En als je jarenlang wiskundige problemen hebt opgelost, raak je van slag als je voortdurend je werk moet onderbreken om iemand van dienst te zijn. De voorbeelden zijn niet voor niets gekozen: er zijn meer beroepen waarin veel vrouwen werken, die gespreide aandacht vragen en meer beroepen waar veel mannen werken, die concentratie vragen. Maar er zijn natuurlijk ook veel beroepen die beide vragen.

Heb jij een sterke voorkeur voor een van beide of kun je allebei? En klopt het werk dat je doet (of ambieert) met jouw voorkeur? Misschien begrijp je nu ineens waarom je schrikt als iemand binnenkomt terwijl je zit te werken of waarom je na het doen van allerlei losse klusjes veel moeite hebt om een stuk te schrijven.

Meer weten? Lees dan een artikel van mijn hand waarin dieper op dit onderscheid wordt ingegaan en op de vraag of je gespreide aandacht en concentratie kunt leren.


Hoe je meer werk binnen je bereik kunt krijgen

De werkloosheid voor mensen boven de 50 wordt veroorzaakt door de crisis,die werkgevers de gelegenheid geeft te kiezen voor jongeren. Helaas helpt die terechte constatering je niet om werk te krijgen. De enige die je kunt beïnvloeden,ben je zelf. Daarom nodig ik je uit om meer werk binnen je bereik te krijgen, namelijk door jezelf op een andere manier te bekijken. Niet vanuit je cv, waarin je opsomt wat je opleidingen zijn en welke ervaring je hebt, maar vanuit wat je weet en kunt. Je kunt het schatgraven noemen in jezelf. Ik doe dit zelf als ik als zzp’er mijn potentiële klantenkring of werkterrein wil uitbreiden.

Het begint ermee dat je je cv uitbreidt met alle hobby’s en bezigheden die je hebt (gehad).  Je schrijft alles erbij al lijkt het nog zo onbeduidend of ver van betaald werk. Het huishouden, koken, voor kinderen zorgen, schilderen, vliegtuigen spotten, aan een brommer sleutelen, alles wat je ooit hebt gedaan. Al je opleidingen en cursussen ook als je ze als hobby hebt gevolgd. Je zet al deze bezigheden, betaald en onbetaald, in de eerste van drie kolommen.

In de tweede kolom schrijf je puntsgewijs bij elke bezigheid wat je weet of kunt op grond van het feit dat je dat hebt gedaan. Het is essentieel dat je hierbij de slag maakt van bezigheid naar kwaliteit. Dus als je bijvoorbeeld graag leest, dan leidt dat tot kwaliteiten als: rustig blijven zitten,  geconcentreerd werken, informatie in korte tijd opnemen. Als je veel stukken hebt moeten schrijven voor je werk, dan staat in de tweede kolom: informatie analyseren, rapporten schrijven, maar wellicht ook: foutloos spellen, teksten redigeren. De rapporten gingen ook ergens over, dat is dus kennis die je bezit. Als je volleybal speelt in je vrije tijd, dan zijn je kwaliteiten kennis van volleybal, fysiek uithoudingsvermogen en teamspeler. Hou je van een goed gesprek met vrienden onder het genot van een maaltijd? Dan kun je argumenteren, entertainen en relaties onderhouden. Heb je je huis mooi ingericht binnen een bepaald budget, welke kwaliteiten heb je dan?

Dit is het eigenlijke schatgraven, zoeken naar wat je allemaal kunt en weet, het zijn jouw kwaliteiten. Je vindt ze terug in vacatures als gevraagde competenties.

In de derde kolom schrijf je alles wat bij je opkomt als je je eigen lijst van kwaliteiten doorleest. Schrijf vooral positieve associaties op. Dus bijvoorbeeld noteer wat je nog steeds graag doet, waar je boven gemiddeld goed in bent. Zoek daarbij ook naar verbanden die nieuwe kwaliteiten opleveren. Heb je een betaalde baan gecombineerd met andere activiteiten, dan is time management vast een kwaliteit van je. Als je voor kinderen hebt gezorgd èn volleybal hebt gespeeld, kun je dan kinderen leren volleyballen? Als je veel fictie hebt gelezen en graag toneelvoorstellingen bijwoont, heb je dan gevoel voor humor of inlevingsvermogen of kennis van literatuur?

Met deze ontdekkingen ga je in gesprek met mensen die jou kennen, maar in verschillende rollen. Vriend(inn)en, een broer of zus, een vroegere collega met wie je nog contact hebt en mede- werkzoekenden bijvoorbeeld. Het gaat erom dat iedere gesprekspartner een deel van jouw lijst uit ervaring kent en een deel niet.Wat vinden zij van jouw lijst, zien ze mogelijke aanvullingen? Zien ze nieuwe combinaties?

Kijk nu opnieuw om je heen naar mogelijk werk. Je kunt daarbij mijn vorige blog  gebruiken. Je kunt nu ook met een andere blik kijken naar de gevraagde competenties. Ik kijk eens in de zoveel tijd of ik mijn aanbod van diensten op deze manier kan aanpassen. Hoe ouder ik word, des te meer is de titel “veelzijdig” op mij van toepassing, die dan ook als ondertitel op mijn website staat.

Deze lange lijst van kwaliteiten is een bron van inspiratie als je wilt zoeken naar betaald werk. Niet door je hobby’s op te sommen, maar door in termen van wat je weet en kunt je cv toe te schrijven naar de baan waarop je wilt reageren of ter voorbereiding op het (netwerk)gesprek dat je wilt voeren.

Wil je graag met iemand eens over jouw lijst van kwaliteiten spreken? Neem dan contact mij op. Een keer per maand bied ik een gratis gesprek aan aan iemand die ik nog niet ken.Mensen die ik al ken, zijn altijd (gratis) welkom voor een gesprek.