Tag Archives: wederkerigheid

Ieder voor zichzelf of allen voor één?

Vroeger… je hoort de vakbonden mopperen. Vroeger was er solidariteit. Je ging werken, kreeg een vast contract en betaalde verzekeringspremies. En vakbondslidmaatschap.  Dat verzekerde je van risicodekking tegen ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Nu hoor je dat iedereen maar zzp’er moet worden of een tijdelijk contract heeft en dus op geen van genoemde gebieden nog gedekt is. Ieder voor zichzelf… of toch niet?

Is solidariteit verdwenen? Nee, volgens mij niet. Wel komen er andere organisatievormen van solidariteit op. Was het oude idee om zoveel mogelijk (mensen)massa te verzamelen om samen sterk te staan, nu zie je van onderop netwerken ontstaan die klein willen blijven en de nabijheid en persoonlijk contact gebruiken met ondersteuning van digitale middelen. Neem bijvoorbeeld voor zzp’ers de onderlinge verzekering het broodfonds.

Een broodfonds beschermt tegen inkomensverlies door ziekte. (www.broodfonds.nl)   Kleine groepen zzp’ers (tot ca 50 personen) dragen financieel naar omzet bij aan een algemene pot waaruit bij ziekte iemand een dagvergoeding kan ontvangen, meestal voor maximaal 2 jaren. Ze kennen elkaar en organiseren samen hun eigen broodfonds. Niet alleen is dat een buffer om toch je vaste lasten te kunnen betalen als je tijdelijk zonder inkomsten zit door ziekte, het maakt ook dat je niet te vroeg weer aan het werk gaat en zo roofbouw op jezelf pleegt. Het aantal broodfondsen is zo gegroeid, dat verzekeringsmaatschappijen erop inspelen met arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in aansluiting op een broodfonds. Dan is de premie aanmerkelijk lager dan zonder die twee jaar overbrugging.

Kernbegrip in de nieuwe organisatievorm is zelforganisatie. Ook dat is een nieuwe vorm van een oud begrip. Immers veel bedrijven en verzekeringen zijn ooit begonnen als onderlinge coöperatie waar de deelnemers/aandeelhouders zelf in het bestuur zaten. Denk aan coöperatieve melkfabrieken en onderlinge verzekeringen per beroepsgroep ( bijv. OHRA – Onderlinge ziektekostenverzekeringen voor Hoogere RijksAmbtenaren). Echter die zijn uitgegroeid tot anonieme, bureaucratische molochen.

Het gaat om de menselijke maat. De groep kan wat het individu alleen niet kan, maar de groep moet in omvang zo beperkt blijven dat je iedereen kunt kennen. Dan ontstaat de waardevolste basis die je hebben kunt: vertrouwen dat je elkaar zult steunen als het nodig is.

Advertisement

Solidariteit tussen generaties

Solidariteit is een term uit de sociaal-democratie van de 19e en 20e eeuw. Daarbij ging het om solidariteit binnen sociaal-economische klassen, met name de arbeiders onderling, en dan in Nederland nog verdeeld naar de zuilen in de maatschappij (katholiek, protestant christelijk, socialistisch). Vandaag de dag is de solidariteit tussen generaties in het geding. In deze blog loop ik enkele voorbeelden na om de stand van zaken te illustreren en om te laten zien dat er nog ongebruikte mogelijkheden zijn voor solidariteit dichtbij huis.

De financiële oudedagsvoorziening is een heikel punt. De huidige ouderen hebben de AOW opgebracht voor de generatie voor hen. Dat doen de werkende generaties van nu ook voor de huidige ouderen. Het probleem is dat er nu zo veel meer ouderen zijn in vergelijking met het aantal werkenden. Vergelijkbare problemen spelen rond de pensioenen. Zal het pensioen voor de huidige werkenden wel zo solide zijn als het nu voor vele (maar niet alle) ouderen is? Of moet er alvast meer gevraagd worden van de huidige pensioentrekkers?

Voor de jonge generatie, die nu gaat studeren, is de financiële solidariteit van andere generaties gering. De studietoelage is net afgeschaft en omgezet in een lening. Dat is prettig voor de belastingbetaler, maar zwaar voor deze generatie. Ze beginnen hun werkend leven al met een schuld. De toezegging dat ze die schuld makkelijk van hun salaris zullen kunnen aflossen is in de huidige tijd van tijdelijke contracten en werkloosheid ongeloofwaardig. Gelukkig zien we dat de generatie van hun ouders, als ze kunnen, financieel bijspringen. Soms door een toelage te verstrekken, soms door de jongere langer gratis kost- en inwoning te geven. Het gebrek aan solidariteit geldt dan vooral voor die jongeren, wier ouders niet zo kapitaalkrachtig zijn.

De conclusie is dat de financiële solidariteit tussen generaties onder druk staat.

Er blijkt een grote solidariteit te zijn tussen de huidige ouderen en de generatie die nu kinderen groot brengt. De huidige zestigers en zeventigers hebben hun kinderen groot gebracht en hun inkomen verdiend zonder veel steun van andere generaties. Kinderopvang was zeldzaam en werd niet of nauwelijks financieel gesteund door de overheid. Die is er nu wel (via belastingen die alle generaties opbrengen) en bovendien zijn er heel veel grootouders die (gratis) de kinderopvang op zich nemen. Deze vorm van solidariteit kan worden uitgebreid buiten familiair verband: ouderen in een buurt kunnen inspringen als de jonge werkende ouders plotseling hulp nodig hebben, bijvoorbeeld een kind van school halen als een zusje of broertje ziek is. Of even in huis oppassen als de loodgieter langs zal komen. Deze eenvoudige, weinig belastende solidariteit zou veel meer kunnen worden uitgebreid.

Uitgestelde wederkerigheid kan een vorm van solidariteit tussen generaties zijn. De regering lijkt die wederkerigheid tussen generaties te willen afdwingen: als je hulp nodig hebt, mag je niet meer direct om professionele hulp vragen: eerst maar eens kijken of er eigen kinderen zijn die de hulp kunnen bieden. Dat is in deze tijd lang niet altijd handig. Volwassen kinderen wonen vaak ver weg en hebben al veel verplichtingen. Te vaak hoor je dat mensen (veelal: vrouwen) naast een baan en gezin nog kilometers rijden om een ouder te verzorgen. Het is veel logischer om de wederkerigheid tussen generaties dichtbij te laten ontstaan. Dat heeft meteen het voordeel dat er geen onderscheid is tussen mensen met en zonder kinderen. Fitte zestigers kunnen diensten verlenen aan tachtigers. Later kunnen de huidige veertigers, als ze zelf zestigers zijn, voor de inmiddels tachtig-jarigen zorgen. Uitgestelde wederkerigheid op lange termijn. De stadsdorpen zijn een voorbeeld van deze vorm van solidariteit.

Ik wil een lans breken voor het vergroten van de solidariteit tussen generaties. Door deeleconomie (mits gratis of tegen kostprijs), uitgestelde wederkerigheid maar ook financieel door belastingen.


De kunst van het ouder worden

Er zijn van die perioden in je leven dat je van de ene fase naar de andere toegroeit. In een eerdere blog heb ik de overgang van student naar zelfstandige beroepskracht besproken. In deze blog gaat het over de overgang van de fase van betaald-werken naar wat wel de derde levensfase wordt genoemd: niet-meer-betaald-werken en steeds ouder worden.

Als het lukt je levenskunst te handhaven of te vinden in de derde levensfase, dan kan deze het ”grand dessert” van je leven worden. Dat is echt een kunst, want op veel gebieden moet je jezelf opnieuw uitvinden. Wat doe je de hele dag? Waar geef je je energie aan, waaraan niet meer? Wat is de zin van het leven in deze fase? Hoe ga je om met de ongemakken van je ouder wordend lichaam? Dit zijn voorbeelden van thema’s die spelen.

Bij de overgang van de ene fase naar de andere kan een konvooi plezierig en behulpzaam zijn. Een konvooi is een groep mensen, die met je meevaart op de stroom van het leven, zoals koopvaardijschepen samen met elkaar varen ter onderlinge bescherming. Het begrip komt van de ontwikkelingspsycholoog Erikson, die de sociale ontwikkeling van baby tot bejaarde beschreef. In elke levensfase heb je zo’n konvooi nodig. Dat kan een vaste groep mensen zijn (familie of vrienden) maar ook een groep die je voor de gelegenheid creëert.

Grand Dessert is zo’n tijdelijk konvooi. Een groep mensen (maximaal 12) komt een aantal keren bijeen. Met elkaar bepalen ze de thema’s die aan de orde zullen komen en iedereen verbindt zich om één of meer thema’s uit te werken tot een bijeenkomst. Vervolgens worden die bijeenkomsten gehouden. De eerste groep Grand Dessert heeft zo acht bijeenkomsten met elkaar gehouden met zeer uiteenlopende vorm en inhoud. Dat komt doordat alle deelnemers hun eigen talenten en ervaringen inbrengen bij het vorm en inhoud geven aan een thema. Soms organiseert iemand een thema alleen, soms vindt een subgroep elkaar bij de voorbereiding.

Met of zonder begeleiding? De eerste groep Grand Dessert, die is ontstaan op initiatief van de Stichting Bij de Tijd, heeft gebruik gemaakt van een externe begeleider. Nu we in die eerste versie de werkende principes met elkaar hebben ontdekt, gaan sommigen van ons verder met nieuwe groepen. Dan werken we niet als extern begeleider, maar als deelnemer-met-ervaring. Meedoen met Grand Dessert maakt iedereen wijzer.

Wil je meer weten over Grand Dessert, meedoen of er zelf één opzetten? Kijk dan hier voor meer informatie.


Uitgestelde wederkerigheid

In een eerdere blog heb ik de stadsdorpen in Amsterdam genoemd. Als de samenhang in een buurt groeit, groeit de bereidheid om op basis van uitgestelde wederkerigheid elkaar te hulp te komen. In deze blog laat ik zien wat daarmee wordt bedoeld.

Wederkerigheid is “de ene dienst is de andere waard”. Als ik (vandaag) iets voor jou doe, ben je  bereid (morgen) iets voor mij te doen. Dat is dus heel iets anders dan vrijwilligerswerk, waarbij de een de dienst verleent en de andere die dienst ontvangt. De vrijwilliger krijgt er wel voldoening voor terug, maar geen geld of een wederdienst. De ontvanger kan niet anders dan dankbaar zijn. Als je bij jezelf te rade gaat, zul je merken dat een dienst bewijzen veel makkelijker is dan er een dienst (hulp) vragen. Vraagverlegenheid heet dat. Het is niet alleen zaliger te geven dan te ontvangen, het is ook veel makkelijker. Wederkerigheid vinden we prettiger, we houden globaal een denkbeeldige boekhouding bij of we met iemand quitte staan.

Uitgestelde wederkerigheid is een veel ruimere opvatting van wederkerigheid. In een binnenbuurt van een stadsdorp zijn de deelnemers bereid als iemand hulp nodig heeft, die – binnen het mogelijke – te geven. Iedereen is daartoe bereid, niemand weet wie degene zal zijn die hulp nodig heeft.  Je doet wat je kunt en je weet niet wanneer iemand iets voor jou zal doen, maar wel dat – zo nodig – ook jij hulp zult krijgen. Ik heb uitgestelde wederkerigheid wel vergeleken met een verzekering in natura.

Welke omstandigheden zijn bevorderlijk voor het ontstaan van uitgestelde wederkerigheid? In een overleg tussen alle stadsdorpen zijn de eerste bevindingen hierover gedeeld. Een paradoxale situatie blijkt het best te werken, namelijk dat je elkaar wel goed kent maar toch een wat afstandelijk, onpersoonlijk verzoek kunt doen. Dit vergt toelichting.

  • Je moet elkaar kennen; voor vreemden doe je niet zo gauw/graag iets en bovendien wil je ook liever geen vreemde in je huis hebben, juist niet als je hulp nodig hebt. Je bouwt als binnenbuurt eerst plezierige contacten op als voedingsbodem voor onderlinge hulp (en gewoon omdat het leuk is).
  • Je hoeft niet rechtstreeks te vragen. Stel je kunt zes weken niet zelf je boodschappen doen. Dan is het heel moeilijk dat te vragen aan je buurvrouw, want je vreest haar ermee op te zadelen, te zwaar te belasten. Dat denkt die buurvouw zelf ook: “Waar begin ik aan? Wordt het me niet teveel?” Als je echter terecht kunt bij twee mensen van je binnenbuurt, die vraag en aanbod coördineren, dan is dat makkelijker. Deze twee mensen kunnen in de hele binnenbuurt te rade gaan wie tijd en mogelijkheden hebben om een hand toe te steken. Misschien zijn er zes mensen, die elk een week doen. Of misschien doet iemand met een auto in één keer een flinke voorraad en een ander haalt af en toe verse groenten. Vele handen maken licht werk.

Op deze wijze kan iedereen naar vermogen meedoen èn het is makkelijker om te vragen.

Dit zijn de eerste ervaringen van stadsdorpen met uitgestelde wederkerigheid. Vergelijkbare ervaringen hoorden we van “Omzien naar elkaar” in Utrecht. Wat zijn jouw ervaringen?